Naar een efficiëntere mineralenbenutting in de voeding van biologisch melkvee
Uit onderzoek is gebleken dat biologisch gehouden melkvee in Vlaanderen een aantal mineralentekorten kent, zeker wanneer niet gesupplementeerd wordt. Biologische landbouw draait echter om duurzaam gebruik van grondstoffen, en externe aanvoer van mineralen zou daarom minimaal moeten zijn.
Dit project wil nagaan of de efficiëntie waarmee mineralen worden gebruikt in melkveerantsoenen kan worden verhoogd door de biobeschikbaarheid van deze mineralen te verbeteren. We willen in het bijzonder zoeken naar de voedingsfactoren (andere dan de concentraties van de betreffende mineralen) die de mineralenbiobeschikbaarheid beïnvloeden, en zo een strategie kunnen aanreiken aan de veehouders om mineralentekorten te vermijden. Ondanks het feit dat bijvoorbeeld de bodem-plant relatie ook een belangrijke invloed kan hebben op de uiteindelijke aanvoer van mineralen in de voeding van melkvee, gaat dit project de focus leggen op de relatie plant-dier, evenwel zonder het totaalbeeld uit het oog te verliezen. De verantwoording voor deze benadering bestaat hierin dat het stimuleren van de mineralenbenutting via rantsoenwijzigingen veel sneller en eenvoudiger is dan het wijzigen van bodemkarakteristieken om de overdracht van mineralen uit de bodem naar de plant te bevorderen. Aangezien onderzoek heeft uitgewezen dat de biobeschikbaarheid van mineralen zoals koper, zink en mangaan wél drastisch kan wijzigen door aanpassingen van de voeding, lijkt dit de meest aangewezen weg om mineralentekorten te voorkomen in de biologische melkveehouderij.
Analyses
Een eerste stap in dit project is het meten van de mineralenconcentraties in de verschillende delen van de bedrijfscyclus (bodem-plant-dier-mest-) bij 10 biologische melkveebedrijven. De voorbije winter werden op de bedrijven de bodem-, bloed-, mest-, voeder-, en waterstalen genomen. Van deze stalen wordt de samenstelling aan mineralen- en sporenelementen bepaald. Van de voeders wordt daarnaast de voederwaarde geanalyseerd om hieruit relaties met mineralenstatus af te leiden. De analyses zullen nogmaals herhaald worden gedurende het weideseizoen.
Relatie rantsoen- mineralenstatus
Op basis van de analyses krijgen we een beeld van de mineralencyclus op de bedrijven. Vergelijking van de rantsoengegevens met de mineralenstatus kan aanwijzingen geven welke rantsoenkenmerken de opname van de mineralen in het spijsversteringsstelsel beïnvloeden. Deze bevindingen kunnen dan aan nader onderzoek worden onderworpen op laboratorium niveau waarbij de rantsoenen worden onderworpen aan een in vitro simulatie van het fermentatie- en verteringsproces.
Tot slot worden bij wijze van demonstratie twee bedrijven geselecteerd met een ondermaatse mineralenstatus voor een interventiestudie. Hierin zal het rantsoen van deze bedrijven worden geherformuleerd op basis van de bevindingen uit de eerste stap, met het oog op het verbeteren van de mineralenbenutting en dus mineralenstatus van de dieren.
Dit project zou dus duidelijkheid brengen omtrent deze aspecten:
- Waar zitten de limitaties inzake mineralenvoorziening van biologisch melkvee?
- Hoe groot zijn de verschillen in biobeschikbaarheid van mineralen tussen biologische melkveebedrijven en kan dit gekoppeld worden aan rantsoenformulatie?
- Kan een aanpassing van de rantsoenformulatie een wezenlijke verbetering brengen in de benuttingsefficiëntie van mineralen voor biologisch melkvee?
Geert Janssens (Ugent)
Luk Sobry (Wim Govaerts & co CVBA)
Vlaamse Overheid, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO), DLV
Wim Govaerts & Co cvba