Performantie van biologische landbouw (Deel 2 doctoraat)
Ecologische, economische en sociale performantie van bio.
In het tweede deel van deze thesis wordt nagegaan of deze private systemen doen wat ze beloven, namelijk effectief bijdragen tot ecologische, economische en sociale duurzaamheid. Eerst wordt aan de hand van een meta-analyse onderzocht of deze certificatiesystemen ecologische duurzaamheid bevorderen, door bio met conventionele landbouw te vergelijken. Dit blijkt zo te zijn, met inachtneming van enkele kanttekeningen. Om de economische performantie van deze systemen in te schatten werd de duurzame waardemethode verder geoptimaliseerd. Uit de analyse van de case bio blijkt dat deze private systemen meer toegevoegde waarde creëren door een efficiënter gebruik van ecologische middelen. De sociale performantie wordt vervolgens onderzocht door een kwalitatieve analyse van sociale gelijkheid binnen de waardeketen. Deze certificatiesystemen blijken niet automatisch een garantie voor sociale gelijkheid binnen de waardeketen te zijn.
Verder verbeteren van deze performantie.
In deel drie van de thesis worden veranderingen in de Private Instituties gemodelleerd die de duurzaamheid verder bevorderen. Aan de hand van ‘keuzepreferentie’-modellering wordt nagegaan welke kost de private marktdeelnemers ervaren voor ecologische veranderingen in het certificatieschema. Op die manier wordt een inschatting gemaakt van de private kost voor een verdere ecologische verduurzaming. Een volgende stap beschrijft hoe de ‘keuzepreferentie’-methodologie kan gebruikt worden om de gewenste compensaties voor institutionele veranderingen binnen het certificatieschema in te schatten. Zo kan de informatieasymmetrie tussen de verschillende deelnemers van de waardeketen tijdens onderhandelingen gereduceerd worden. Tenslotte wordt een methodologie ontwikkeld om de duurzame efficiëntie van bedrijven en certificatiesystemen in te schatten bij de introductie van nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen . Uit de analyse blijkt dat bedrijven die deelnemen in certificatiesystemen (in casu bio) een hogere duurzame efficiëntie hebben dan bedrijven die dit niet doen.
Conclusie.
Het onderzoek toont dat er nog ruimte is voor ecologische en economische vooruitgang door de verwijdering van huidige inefficiënties in de systemen. Gezien deze instituties privaat zijn, wordt er bovendien een afweging gemaakt tussen private en sociale objectieven. Hoewel de rol van publieke autoriteiten verschoven is van initiator naar monitor, is het belangrijk dat deze de nodige impulsen geven voor de verdere verduurzaming van deze systemen .