Populatiedynamica van oorwormen in boomgaarden: optimalisatie van de aanwezigheid van een essentiële predator
In de biologische fruitteelt kunnen enkel producten van natuurlijke oorsprong gebruikt worden als correctiemiddel tegen schimmelziekten en plagen. Biologische telers streven hierbij naar een maximale inzet van nuttige organismen om plagen te voorkomen. Een zeer belangrijk nuttig insect in de biologische fruitteelt is de oorworm (Forficula auricularia). Oorwormen zijn immers verantwoordelijk voor een reductie van 50% tot 90% van de druk van bepaalde plagen. Oorwormen zijn algemene predatoren die zich zowel voeden met andere arthropoden als met plantaardig materiaal of schimmels. Ze werden vroeger in boomgaarden soms als schadelijke insecten beschouwd, omdat ze compacte vruchttrossen waarin ze zich verschuilen kunnen bevuilen. Af en toe knagen oorwormen ook aan vruchten, maar onderzoek wees uit dat het enkel om vruchten ging die reeds eerder beschadigd werden (bv. hagelschade). De nuttige impact op allerhande schadelijke insecten maakt de eerder beperkte vervuilingschade ruimschoots goed.
Help! Waarom heb ik geen oorwormen in mijn boomgaard?
Waar op sommige percelen grote aantallen oorwormen aangetroffen werden, bleken ze op andere percelen totaal afwezig. Hoe komt dit? Oorwormen hebben een éénjarige levenscyclus waardoor elke nadelige ingreep de populatie voor de rest van het jaar schaadt, en mogelijke gevolgen heeft voor de volgende jaren.
Hoe kunnen we tot stabiele oorwormenpopulaties in boomgaarden komen?
Om de grootte en de stabiliteit van oorwormpopulaties in boomgaarden te verbeteren, dienden we de cruciale aangrijppunten te identificeren. Het beheer van boomgaarden omhelst echter een complexe hoeveelheid parameters waarbij we de relatieve impact nooit experimenteel kunnen testen (te talrijke en tijdrovende proeven). Daarom hebben we ervoor geopteerd om de meest waarschijnlijke interventiepunten te identificeren via een theoretisch model. We voerden een kwantitatieve populatiebiologische studie van de oorwormen gedurende opeenvolgende seizoenen, en correleerden deze gegevens aan de diverse beheersmaatregelen die in de boomgaarden uitgevoerd werden. We verwerkten dan onze gegevens in een mathematisch model (i.s.m. met de Universiteit Antwerpen) waarin snel de meest essentiële parameters kunnen worden geïdentificeerd en geëvalueerd. Door deze samenwerking konden we valabele beheersstrategieën uitwerken die we dan in een realistisch aantal veldexperimenten konden uittesten. Voor de biologische fruitteelt ontdekten we zo ondermeer een grote invloed van de mechanische onkruidbestrijding. Zo konden we aantonen dat schoffelen, af- en aanaarden best worden uitgevoerd als de onvolwassen oorwormen het nymfe-stadium hebben bereikt. Dan hebben zij de bodem reeds verlaten en bevinden zij zich in de bomen. Zonder de oogstkwaliteit uit het oog te verliezen werd op deze wijze een optimale planning en inkleding bepaald voor het uitvoeren van diverse beheersacties, rekening houdend met de levenscyclus van de oorworm.
IWT
Peusens, G.,Beliën, T., Gobin, B., & Leirs, H. (2010). Populatiedynamica van oorwormen in boomgaarden: optimalisatie van de aanwezigheid van een essentiële predator. In: De biologische landbouw in Vlaanderen: Onderzoek 2008-2010. L. De Cock, N. Erbout, J. Van Waes (eds). NOBL, Merelbeke, 66-67.
Herman Helsen (PPO Fruitteelt, NL)