Biologische plantengezondheid.
Gewasbeschermingsmiddelen hebben sterk bijgedragen tot verhoging van de landbouwproductie en de oogstzekerheid. Terugdringen van chemische bestrijding van ziekten en plagen heeft een grote behoefte voortgebracht om cultuurplanten te beschermen door milieuvriendelijke ingrepen. De plaats van gewasbescherming in ecologische landbouwsystemen moet tegemoet komen aan de actuele doelstellingen voor de gezondheid van mens en gewas.
Ziektewerende bodems.
Als ziekten en plagen een uitdrukking zijn van een onevenwichtig agro-ecosysteem, dan is de verhoging van ziektewering in de bodem het antwoord. Speerpunt van het onderzoek is de verhoogde weerbaarheid van de plant tegen ziekten en plagen door bodemverbeterende maatregelen. Bodemkwaliteit en ziektedruk worden gemeten na toediening van compost en toepassing van niet-kerende bodembewerking in twee bemestingssystemen die gangbaar zijn in de Vlaamse landbouw, met name runderdrijfmest en varkensdrijfmest. In elk van de cultuur-gewassen wordt gepeild hoe de frequentie van specifieke ziekten en plagen verandert als gevolg van de veranderende teeltmaatregelen. Zo wordt op een veilige en milieuvriendelijke gewerkt aan structuurverbetering, optimale bodemflora en een gezonde groei van de planten. Het herstel van een ziektegevoelige bodem naar een van nature ziektewerende bodem is een proces waarbij de landbouwer indirect aan gewasbescherming doet terwijl hij geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.
Natuurlijke vijanden.
Verduurzaming van de plantengezondheid wordt ook beoogd door natuurlijke vijanden van plaagorganismen te gebruiken. De toepassing van biologische bestrijders stijgt de laatste jaren enorm. Het meest algemeen is het gebruik van natuurlijke vijanden die de plaagorganismen parasiteren of opeten. De biodiversiteit in bloemenrijke graanranden is een meerwaarde voor landschap én landbouwer. Maar het kunnen ook kweekplaatsen zijn van nuttige arthropoden en natuurlijke vijanden van plaaginsecten. Ze worden er opgespoord, geteld en geïnventariseerd. Andere projecten behandelen het potentieel van de roofvlieg Coenosia attenuata voor de beheersing van mineerders en wortelvretende larven van plaaginsecten in de teelt van bladgewassen onder glas, van insectenparasiterende nematoden voor de onderdrukking van wollige bloedluis en andere appelplagen en van bacteriofagen voor de beheersing van rottingsbacteriën in aardappelpootgoed. Uitzetten van natuurlijke vijanden en van biocontrole-organismen moet weloverwogen gebeuren, na een grondige analyse van de mogelijke risico’s. De grootste risico’s zijn het overbrengen van ziekten, het zelf uitgroeien tot een plaag en het verdringen van andere soorten. In het verleden is dat weleens fout gegaan. Denk maar aan het Aziatische lieveheersbeestje dat werd ingezet om bladluizen te verdelgen. Inmiddels komt het beestje ook in het wild voor, waar het onze eigen lieveheersbeestjes verdringt. Daarom wordt gewerkt aan een betrouwbare methodologie om de risico’s van biologische bestrijders te meten alvorens ze voor de Belgische markt te registreren. Door de lat steeds hoger te leggen zal het alsmaar minder noodzakelijk worden om chemische middelen te gebruiken.
ADLO, Departement Landbouw en Visserij,
Vlaamse Overheid
Provincie Oost-Vlaanderen
Provincie Antwerpen
KULeuven