Onkruid in bio serres en koepels efficiënt aanpakken
Biologische onkruidbeheersing en –bestrijding in koepel en kas is niet evident. De hoofdreden hiervoor is de beperking van mechanische wiedmethodes, zeker in het geval van aanwezigheid van buisrailverwarming. Het PCG deed reeds tal van onderzoek tijdens de laatste jaren. Verschillende methodieken werden vergeleken, dit zowel in verwarmde kas als in koepel, wanneer een teelt aanwezig was of tussen twee teelten door. Hieronder een korte oplijsting met de belangrijkste resultaten.
In een verwarmde kas met vruchtgroenten blijkt de inzet van pluimvee succesvol. Uit de proefopstelling blijkt dat de inzet van Japanese kwartels goede resultaten geeft. Er dient echter een voldoende grote hoeveelheid ingezet te worden daar dit eerder kleine diertjes zijn met beperkte voedingscapaciteit. Uit praktijk blijkt dat een combinatie van Japanese kwartels, maneganzen en eventueel zijdehoeders proper werk leveren. Uiteraard mag niet vergeten worden de diertjes van voldoende drinkwater en eventuele bijvoedering te voorzien.
In een koepel, die tussen twee teelten leegstaat, kan eventueel op analoge wijze te werk gegaan worden. In de proeven die enkele jaren op het PCG liepen, werden verschillende en zeer uiteenlopende objecten mee opgenomen. Het object waarbij enkel maneganzen werden ingezet, vertoonde een goed resultaat. Typerend is echter de extra mosvorming dat het beestje teweeg brengt. Bij het object waar kippen ingezet werden, werden van jaar tot jaar wisselende resultaten bekomen.
Afdekken met antiworteldoek is iets intensiever te werk gaan bij plaatsen, nadien is de teler echter gerust. Wanneer de antiworteldoek dicht blijft liggen is het zo dat enkel het onkruid dat op dat ogenblik aanwezig is, en de donkerkiemers geëlimineerd worden. Wanneer echter tijdens de periode van leegstand van de koepel de antiworteldoek op regelmatige basis opengelegd wordt, worden verschillende onkruidrondes, en tevens de lichtkiemers, te lijf gegaan. Deze technieken werden aangelegd naar analogie van het vals zaaibed principe, waarbij op regelmatige tijdstippen oppervlakkig gefreesd wordt.
Het aanleggen van een vals zaaibed vraagt toch enige arbeid. Hierbij is het van uiterst groot belang dat men tijdig gaat frezen, vooraleer er sprake is van enige zaadvorming. Veelvuldige bewerking zorgt er echter voor dat het oppervlak te fijn bewerkt is en de structuur mogelijks achteruit gaat. Het aanleggen van een vals zaaibed is een goede techniek wanneer het gaat over het overbruggen van korte periodes leegstand in de koepel.
Uiteraard kan ook een groenbemester ingezaaid worden tijdens de zomerperiode zodat er extra aan bodemleven en organische stofgehalte gewerkt wordt. Tijdens de voorbije proeven werden er twee verschillende groenbemesters uitgetest, namelijk phacelia en Japanse haver. Japanse haver leek het meest geschikt voor dergelijke toepassing omdat het risico voor uitzaaiing minder aanwezig is. Phacelia kan vrij snel in bloei en in zaad komen, met alle gevolgen van dien. De groenbemester wordt best dik genoeg gezaaid en er dient op regelmatige basis water gegeven te worden. Nadien wordt het gewas, ten gepaste tijde afgemaaid en ingewerkt. Bij phacelia is dit wanneer deze in bloei komt (voor zaadvorming!), bij Japanse haver is dit enkele weken voor de volgteelt. Na Japanse haver dient men voldoende aandacht te hebben voor het fijn krijgen van de groene massa, zeker wanneer ter plaatse gezaaid wordt.
Welke techniek er ook verkozen wordt bij het leeg liggen van de koepel, het is uitermate belangrijk dat men op regelmatige basis water geeft om woestijnvorming en sterfte van het aanwezige bodemleven te voorkomen.
Uiteraard dient er ook tijdens de teelt in koepel voldoende aandacht te zijn voor onkruidbeheersing. Ook hier zijn verschillende mogelijkheden voorhanden, afhankelijk van teelttype.
Ter plaatse zaaien van een onkruidgevoelig bladgewas, zoals veldsla, in een laagje potgrond is een mogelijkheid. De potgrond moet minimum 3 cm dik liggen om de onkruiddruk tegen te gaan. Kostprijs weegt echter niet op tegen het voordeel dat er bij deze teelt uit gehaald wordt. Bij oogst blijft er tevens potgrond aanwezig onderaan het product, wat niet altijd als positief bevonden wordt door de afzet. Dergelijke techniek is dan wel weer uiterst geschikt voor de opkweek van preiplanten.
Andere technieken, in de proef uitgetest bij de teelt van groene selder, zijn planten in antiworteldoek, branden tussen de rijen en schoffelen met allerlei schoffelapparatuur. Planten in antiworteldoek is enkel aan te raden wanneer de antiworteldoek veelvuldig kan gebruikt worden, dus wanneer er dikwijls min of meer dezelfde oppervlakte op dezelfde afstand wordt geplant. Branden tussen de rijen is enkel mogelijk wanneer de planten nog klein zijn; zo niet wordt er, zelfs met aangepaste schijven, toch schade berokkend aan het gewas.
Er dient voldoende aandacht uit te gaan voor de correcte onkruidbeheersingstechniek, ongeacht de situatie. Naargelang de bedrijfsvoering, de arbeid beschikbaarheid en de gewassen aanwezig op het bedrijf kunnen verschillende technieken met elkaar gecombineerd worden.
Meer info?
Justine Dewitte
jd@proefcentrum-kruishoutem.be
TEL 09 381 86 86