Open velddag inspireert
Bij het begin van de herfst organiseert Inagro afdeling biologische productie traditioneel een open velddag op het proefbedrijf biologische landbouw. De najaarsteelten en de eerste oogstresultaten worden er toegelicht tijdens een rondgang. Mede dankzij het warme nazomerweer was de sfeer opperbest.
Biologische kool: CMS of niet?
De avond ging van start in de loods, waar Lieven Delanote de kwestie van CMS-hybriden in koolrassen aankaartte. In Duitsland ontstond in 2013 ophef over het gebruik van deze hybriden in de biologische landbouw, wat gevolgen had voor de export naar Duitsland en de bewustwording van deze problematiek. CMS (cytoplasmatische mannelijke steriliteit) is een fenomeen waarbij de mannelijke bloemdeeltjes niet ontwikkelen als gevolg van interacties in de plantencellen. Het fenomeen komt bij bepaalde plantensoorten natuurlijk voor en maakt bij zelfbestuivende planten de kruising tussen twee ouderlijnen van een hybride gemakkelijker. Via protoplastfusie (het samensmelten van 2 plantcellen in het labo) werd deze eigenschap ook bij een aantal koolgewassen en in witloof ingebracht. In principe wordt er hierbij geen genetisch materiaal gewijzigd en gaat het dus in de letter niet om GGO’s. De natuurlijke soortgrens wordt echter overschreden waardoor de CMS-techniek moeilijk te rijmen valt met de principes van de biologische landbouw.
Zaadhuizen zijn verdeeld in hun reacties op het gebruik van CMS en hun visie voor de biologische veredeling van kolen in de toekomst. Enkele belangrijke (gangbare) zaadhuizen voor koolgewassen gebruiken volop CMS en geven aan hierop niet terug te komen. Anderzijds eisen enkele afnemers in Duitsland uitdrukkelijk CMS-vrije biologische kolen en wordt er verwacht dat ook andere afnemers en consumenten zich hier meer bewust van zullen worden. Naarmate nieuwe gelijkaardige veredelingstechnieken in de gangbare teelt ingang vinden, wordt deze discussie mogelijk scherper. Met het oog op de afzet is het geen overbodige luxe om dit bij de zaadleveranciers na te vragen en om met de afnemers goed te communiceren.
Na de introductie ging de groep het veld in, waar het rassenaanbod van witte kool, rode kool en bloemkool werd beoordeeld. Voor witte kool is er sinds enkele jaren een goed aanbod van biologisch en CMS-vrij zaaizaad. Dit werd ten dele bevestigd in de proef. De mogelijkheid tot ontheffing voor gangbare rassen is hier voor discussie vatbaar. Bij rode kool is dit nog niet het geval. In een rassenproef herfstbloemkool werden zaadvaste en CMS-vrije rassen vergeleken met het huidige standaardras Korlanu (Syngenta). Doordat de oogst nog maar net begonnen was, is het nog te vroeg voor algemene conclusies. Een aantal rassen leek in elk geval onvoldoende zelfdekkend. Ondanks een ruime rotatie bleek knolvoet ook een heikel punt in het veld.
Planttijdstip knolselder vergt compromis
Voor het tweede jaar werd in knolselder een proef aangelegd waarin het effect van het planttijdstip op de opbrengst en de teeltzekerheid wordt onderzocht. Planten half mei is het advies, wat een compromis is tussen vroeg planten (risico op schieters) en laat planten (risico op opbrengstderving door bladvlekkenziekte in het najaar). In 2013 kenden de vroegere plantingen vanaf het begin een betere gewasontwikkeling. In de laatste planting kwamen onverwacht het meeste schieters voor. Dit werd vermoedelijk geïnduceerd door enkele uitzonderlijk koude nachten toen deze planten nog op het erf stonden. In tegenstelling tot groene selder, waar jonge planten sterker zijn tegen bladvlekken, bleek dit niet het geval bij knolselder. In 2014 werd geplant op 29 april, 5 mei en 22 mei. De planting op 29 april ondervond schade door de eerste vlucht van de wortelvlieg en liep hierdoor tijdens het groeiseizoen groeiachterstand op. De planting op 22 mei werd tussen de buien door onder minder goede bodemomstandigheden geplant en had hierdoor onvoldoende groeikracht. Septoria sloeg dit jaar heel vroeg (augustus) toe. Opnieuw bleek dat er weinig verschil was in aantastingsgraad door bladvlekkenziekte. In de laatste planting werd ook geëxperimenteerd met het planttype (blok of tray) en de leeftijd van het plantgoed. Uit deze proef blijkt dat een gezonde en stevige plant een must is voor een goed teeltresultaat.
Nieuwe uitdaging bij late herfstprei
Rassenkeuze is in biologische prei bepalend voor de mate van ziekten en sleet in het najaar. Johan Rapol gaf toelichting bij de diverse rassen waaronder de hybriden Navajo (Vitalis), Belton en Pluston (Nunhems) waarvan biologisch zaad werd aangeleverd. Tussen het trekken van de planten op het zaaibed en het effectief planten lagen er noodgedwongen twee weken die werden overbrugd door de planten in de koelcel te bewaren. Dit leidde bij een aantal rassen tot een aanzienlijk aantal opschieters in het veld. Algemeen was er weinig purpervlekkenziekte in het veld maar eind augustus was er reeds veel roest.
Johan haalde ook nog de problemen met preimineervlieg aan. De tweede generatie richtte in 2013 onverwacht schade aan op sommige biobedrijven. Dit jaar werd er op praktijkbedrijven nog geen schade gemeld. Ondertussen is de tweede vlucht begonnen en kan er schade van de maden optreden tot eind november. Inagro volgt de problematiek nauw op en doet een oproep om schadegevallen bij hen te melden. Omdat nog heel wat basiskennis ontbreekt omtrent de ontwikkeling en monitoring van het insect, kijkt men ook uit naar samenwerking met de andere proefcentra.
Bemestingsproeven prei en bloemkool
Annelies Beeckman nam het woord bij de bemestingsproeven: “In de bemesting bij prei blijkt net zoals vorig jaar dat een ondergewerkte grasklaverzode een volwaardige basisbemesting kan leveren. Een bodemstaal 6 à 8 weken na planten leert in ieder geval veel over de toestand van de bodem, gevolgd door een gepaste bijbemesting met bv. organische korrels. Vorig jaar resulteerde een kleine bijbemesting tijdens het seizoen in een meeropbrengst van 1 à 2 ton/ha en iets minder sleet. Dit jaar werd de grasklaverzode van de voorteelt zeer kort voor het planten vernietigd met bovendien in juni een lange droge periode, waardoor de mineralisatie traag op gang kwam. Ook voor de stalmest was dit het geval. Eind juli was slechts 40 kg NO3-/ ha in de bouwvoor beschikbaar en was er geen verschil tussen de objecten met en zonder stalmest of maaimeststof. Half augustus stonden de objecten met stalmest er iets beter bij.”
Uit ondervinding weet men dat het gangbare bemestingsadvies de nalevering van stikstof op de biologische proefpercelen onderschat. Dit bleek opnieuw bij de tweede teelt van bloemkool. Waar het advies bij planten nog 100 kg N / ha bedroeg, was dit vier weken na planten nog slechts 30 kg. Een kleine bijbemesting bij planten (50 kg N) zorgde wel voor een betere start van het gewas. Deze teelt kreeg echter ook te maken met een zware aantasting van knolvoet. Ongetwijfeld hebben de zeer natte omstandigheden na planten hiermee te maken.
Groenbemesters
De bezoekers konden ook al een eerste blik werpen op de groenbemesterproef. In de warme en natte winter van 2013 vroren de groenbemesters niet dood en ontwikkelden ze goed in het voorjaar. Vooral Japanse haver kon het onkruid goed onderdrukken. Phacelia kende een slechte najaarsontwikkeling door de natte omstandigheden. De stikstofbeschikbaarheid begin augustus was hoger bij phacelia en de vlinderbloemigen wat er wellicht op wijst dat de ondergewerkte Japanse haver de vrijgekomen stikstof tijdelijk vastlegt. In 2015 wordt dit verder beproefd.
Oogsten met aandacht voor banden en bodemdruk
Tijdens de oogstwerkzaamheden wordt de bodemdruk vaak uit het oog verloren. Zowel het veranderen van de bandenspanning als het verwisselen van banden is geen evidentie omdat dezelfde tractor vaak ook de weg op moet of nog moet planten of schoffelen met smalle banden. Twee mogelijke oplossingen werden voorgesteld. Een tractor met drukwisselsysteem laat toe om vanuit de cabine de bandenspanning aan te passen volgens de uit te voeren werkzaamheden. Met dubbelluchtbanden met snelklemsysteem wordt snel het contactoppervlak per as verdubbeld, waardoor ook de bandenspanning per band omlaag kan. Dit snelklemsysteem biedt een oplossing voor wie lang met smalle banden het veld in moet. Ondanks de droge ondergrond was het effect van beide maatregelen goed zichtbaar tijdens een proefrit. In de ruwe droge grond was de bandafdruk bij hoge (1,3 bar) of enkele smalle band goed zichtbaar. Bij lage druk (0,7 bar) of dubbele smalle band was dit nauwelijks het geval.
Foto's: boven: drukwisselsysteem, onder: dubbele band
Plaagresistente aardappelen met hoog opbrengstpotentieel
De rondleiding eindigde in de loods waar de oogst van de rassenproef aardappelen werd voorgesteld. De biologische aardappelveredeling is in beweging en brengt nieuwe rassen die een hoge plaagtolerantie, opbrengst en goede smaak trachten te combineren. In het plaagjaar 2014 bewezen 8 rassen dat ze sterk plaagtolerant zijn, waaronder bekende rassen als Carolus, Sarpo Mira en Toluca maar ook nieuwkomers als Alouette, Connect en nog onbenoemde nummers. Deze groep haalde een gemiddelde bruto opbrengst van 50 ton/ha. De zeer gevoelige tot matig gevoelige rassen bleven steken bij 10 tot 25 ton/ha.
Een kleine kookproef met 5 aardappelrassen nam de proef op de som. Zoals vaker waren de meningen over smaak en uitzicht sterk verdeeld. Agria werd als lekkerste aardappel bevonden, gevolgd door Alouette en Carolus. De volle gele kleur van Alouette werd geapprecieerd.
Bij een kop warme soep en een broodje konden de aanwezigen gezellig napraten in de loods.
Meer info?
Lieven Delanote of Karel Dewaele (Inagro)
TEL 051 27 32 50
lieven.delanote@inagro.be of karel.dewaele@inagro.be