CCBT viert vijfjarig bestaan
Het CCBT viert dit jaar het vijfjarig bestaan en nodigde daarom op 4 december de ruime sector uit voor een studiedag in Oostkamp. Als de koepel van het praktijkonderzoek voor bio vormt CCBT de brug tussen het onderzoek en de praktijk. Sinds de oprichting in 2010 financierde CCBT reeds 51 projecten op vraag van de sector, uitgevoerd door de leden-proefcentra met expertise in bio: Inagro, PCG, Pcfruit, Proefcentrum Pamel en Proefbedrijf Pluimveehouderij. Met de nieuwsbrief BIOpraktijk bereikt CCBT maandelijks zo’n 850 boeren en andere geïnteresseerden met praktijkinfo voor de bio boer.
De feestelijke studiedag werd geopend door Bart Naeyaert, gedeputeerde voor landbouw van West-Vlaanderen en voorzitter van CCBT. Naeyaert blikte terug naar de periode voor 2010, toen de coördinatie nog in handen lag van het PCBT, en bedankte Lieven Delanote daarvoor. Door het samenbrengen van de verschillende praktijkcentra onder de koepel CCBT werd de werking algemeen versterkt, aldus Naeyaert. “De biologische sector blijft echter nog klein in vergelijking met het Europees gemiddelde en het Vlaams biologisch areaal ligt ver beneden de evoluties in Wallonië, Nederland en Duitsland. Er zijn nochtans kansen voor ondernemers om hun individueel ondernemerschap onder de loep te nemen met bio als opportuniteit.”
Na een overzicht van de werking van CCBT door coördinator Carmen Landuyt volgde een getuigenis van Bart Van Parijs, kleinfruitteler en ondervoorzitter van CCBT, over wat de koepel de sector te bieden heeft. “CCBT heeft echt vraaggestuurd onderzoek op de kaart gezet. Dankzij de samenwerking tussen de praktijkcentra en de Biobedrijfsnetwerken wordt door de onderzoekers naar de sector geluisterd en wordt er wat mee gedaan. Daarnaast krijgt je via CCBT, dankzij de helikopter view, ook zicht op wat er speelt in de andere deelsectoren.”
Anne Vuylsteke van het Dept. Landbouw & Visserij stelde vervolgens het rapport ‘Bio als leraar voor en leerling van gangbare landbouw’ voor. In deze studie werd gekeken naar de verschillende manieren waarop landbouwers gaan ‘leren’ en waar er nog kansen zijn voor bio en gangbaar om meer aan onderlinge kennisuitwisseling te gaan doen.
Opportuniteiten in de keten
Na deze presentaties konden de 130 aanwezigen luisteren naar een boeiend panelgesprek over de opportuniteiten in de biologische keten. Deelnemers aan het gesprek waren Paul Demyttenaere, CEO van Reo Veiling, Johan Devreese, bio adviseur en coördinator van Biobedrijfsnetwerken Melkvee en Geiten, Gilles Van Durme, bioboer op het bedrijf De Wassende Maan, Filip Fraeye, CEO van Biofresh en Johan Verstrynge, afdelingshoofd binnen het Departement Landbouw & Visserij van de Vlaamse overheid. Moderator van dienst was Lieve Vercauteren, directeur BioForum Vlaanderen.
Op de vraag hoe het gesteld is met de marktkansen voor bio in Vlaanderen waren allen unaniem positief. Fraeye wees daarbij wel op de macht van de consument, die uiteindelijk beslist over de marktkansen voor bio. Volgens Demyttenaere moet de bio sector net als de gangbare sector durven evolueren en nieuwe wegen inslaan, met als voorbeeld de champignontelers van Reo, die voor bio kozen en zo een nieuwe biologische deelsector uit de grond stampten. De kansen liggen volgens Demyttenaere waar je ze niet vermoedt. Het verhaal van Johan Devreese was duidelijk: de marktkansen voor biologische zuivel zijn momenteel groot. “De huidige vraag in België en Vlaanderen is zeker het dubbele van de huidige productie. Ondanks het prijsverschil met gangbare melk blijft de biologische verkoopprijs stabiel en eerder stijgend. Op dit moment is er al ruimte voor de omschakeling van 10 à 15 middelgrote bedrijven.” Johan Verstrynge vult aan dat 9 op de 10 Vlaamse gezinnen wel eens bio producten koopt. “Met slechts 343 bioboeren is er dus een duidelijk groeipotentieel aanwezig.”
Foto: Panelgesprek rond opportuniteiten in de biologische keten: vlnr: Lieve Vercauteren (BioForum Vlaanderen), Johan Verstrynge (Vlaamse overheid), Paul Demyttenaere (Reo Veiling), Johan Devreese (adviseur bio zuivel en BBN Melkvee en Geiten) en Filip Fraeye (Biofresh)
Knelpunten en oplossingen
De drie factoren die boeren dan nog tegenhouden om om te schakelen zijn volgens Devreese: nood aan meer grond, aan meer vakmanschap (want minder bijsturingsmogelijkheden) en aan meer arbeid. “Ook het gezegde ‘onbekend is onbemind’ geldt vaak nog voor de biologische landbouw. Er is nood aan meer informatieverstrekking over bio, vooral in het landbouwonderwijs en door erfbetreders. Tot slot zorgt ook de wetgeving voor een rem op het aantal omschakelingen, bijvoorbeeld door de lange omschakeltermijn en de nieuwe fosfornormen in MAP5.” Demyttenaere vult nog aan dat gangbare en biologische productie volgens hem naast elkaar op één bedrijf moeten kunnen bestaan, waardoor de omschakeling geleidelijker kan verlopen.
Met de projecten ‘Bio zoekt boer’ en ‘Bio zoekt keten’ wil het beleid volgens Verstrynge inspelen op de marktkansen. Ook het nieuwe biobedrijfsadviessysteem is een stap in de goede richting.
Op gebied van onderzoek is er nood aan meer continuïteit en diepgaander onderzoek, wat meteen het probleem van de beperkte onderzoeksbudgetten en de vaak verplichte cofinanciering op de tafel brengt. Volgens Verstrynge zouden gangbare onderzoeksprojecten vaker een biologisch luik moeten opnemen. Meer structureel biologisch onderzoek moet opgestart worden om het projectmatige karakter dat het bio onderzoek nu heeft te versterken. Ook moet er nog meer kennis uit het buitenland naar Vlaanderen vertaald worden.
Praktijkgerichte workshops
Na een biologische lunch konden de deelnemers zelf aan de slag in drie verschillende workshops.
In de workshop ‘Dier’ werden de noden van de sector afgetoetst, samen met de aanwezige onderzoekers en landbouwers. De kansen in de pluimveehouderij liggen in het ontwikkelen van regionaal 100% biovoeder en de meerwaardecreatie van een uitloop. Ook blijft het zoeken naar oplossingen voor wormen en bloedluis. Herkauwers gaan op zoek naar verhoging van de productiviteit van het eigen land. Hiervoor verkennen ze de mogelijkheden van het verhogen van de DVE, alsook wordt via graasgranen gekeken of dit een oplossing kan bieden voor klavermoeheid. Actueel zijn ook MAP5 en IHD, waarbij werd nagedacht over oplossingen voor een betere N/P-verhouding in dierlijke mest (MAP5). Uit deze workshop werd nog besloten dat er via praktijkonderzoek en adviseurs lokaal in Europa reeds veel kennis voorhanden is, maar die kennis raakt niet altijd over de grenzen heen. Het is ook moeilijk om voor die verspreiding financiering te vinden. Er is nood aan meer bio onderzoekers met kennis van bio die vanuit het standpunt van het dier naar oplossingen zoeken.
Het grootste aantal aanwezigen nam deel aan de worskhop ‘Plaagbeheersing in groenten en akkerbouw’. In verschillende groepjes werd er gebrainstormd over de prioritaire onderzoekstopics voor de toekomst. De groepsverdeling gebeurde aan de hand van een rangschikking van de deelnemers naargelang hun voorkeur voor controle-gebaseerde plaagbeheersing of voor meer zelfregulerende systemen. De groep met personen die voorkeur gaven aan telen onder gecontroleerde omstandigheden ging in eerste instantie voor meer erkenningen van bestrijdingsmiddelen. Door de uitwisseling met de andere groepjes, kwam ook de opbouw van een veerkrachtig systeem als belangrijk werkpunt naar voor. Monitoring en een goede basiskennis zijn voor beide insteken belangrijk.
Foto: Groepsbrainstorm tijdens de workshop 'Plaagbeheersing in groenten'
Tim Beliën van pcfruit en Paul Hendrickx van Proefcentrum Pamel hebben de aanwezigen echt aan het werk gezet in de derde workshop. Aan de hand van informatiebundels over de actuele plagen taxuskever, boswantsen en Drosophila suzukii kregen de deelnemers een beeld van de stand van zaken van het huidige onderzoeks- en kennisniveau. Ook hier werd nagedacht over onderzoeksopportuniteiten voor de toekomst. Zo werd door iemand een onderzoek aangehaald waaruit bleek dat vuurdoorn en dwergmispel interessante waardplanten voor Drosophila suzukii zouden kunnen zijn omdat daarop blijkbaar wel eitjes afgelegd worden maar dat die niet uitkomen. ’s Morgens water geven in plaats van ’s avonds irrigeren zou ook een remmende werking hebben op de ontwikkeling van Drosophila suzukii. Hier kan bijkomend onderzoek uitsluitsel geven. Verder werd ook nog aangehaald dat voor het reinigen van de druppelleidingen geen biologische oplossing gekend is. Ook hier is blijkbaar onderzoek voor nodig.
De dag werd afgesloten door Johan Verstrynge van het Dept. Landbouw & Visserij, die nog eens op een rijtje zetten waaruit het takenpakket van CCBT juist bestaat en welke andere maatregelen er momenteel bestaan binnen het Strategisch Plan Biologische Landbouw.
Tot slot werd iedereen uitgenodigd voor een receptie met een proeverij aan biologische bieren en fruitsappen.
Meer info?
Carmen Landuyt
carmen.landuyt@ccbt.be
TEL 09/381 86 86