Actualiteit in het veld - voorjaar 2019 zet puntjes op de “i”
Het voorjaar 2019 is ondertussen een heel eind opgeschoven. In april en mei kon quasi aan een stuk doorgewerkt worden. Enkele malse regenbuien hebben ondertussen het doemscenario voor een derde droge zomer op zijn minst even uitgesteld. Toch bleken er enkele venijnige vallen opgezet in het veld. Deze brengen enkele basisregels voor bio terug onder de aandacht.
Zaai bepalend voor succesvolle teelt zomergranen
Vroege vogels zaaiden hun zomergranen al eind februari. In tegenstelling tot de vroege zaai 2018, lijkt het dit jaar mee te vallen. De regen in maart was niet overvloedig en het graan kon een voorsprong nemen op de voorjaarsonkruiden. Het merendeel van de zomergranen werd begin april gezaaid onder drogende omstandigheden. Hier zijn de resultaten erg wisselend. Een voldoende fijn zaaibed en een egale zaai waren doorslaggevend voor een goede opkomst onder de droge voorjaarsomstandigheden. Zaaimachines met schijvenpakkerwals voorop of met schijvenkouters en aandrukwieltje zijn in het voordeel. De Trefflerwiedeg, van vooropkomst tot sluiten gewas, was doorslaggevend in de onkruidbestrijding op het proefbedrijf van Inagro. In granen moet je kunnen en durven werken…
Foto: problemen bij de opkomst van zomergraan maken geslaagde onkruidbestrijding onmogelijk. Een goede zaaitechniek maakt het verschil.
Voorsprong met voorkiemen
De voordelen van voorkiemen bij aardappelen zijn bekend. Toch zien veel telers op tegen de extra arbeid of kosten voor voorkiemzakken. Met de komst van de resistente aardappelrassen lijkt het argument van teeltvervroeging minder belangrijk. Op het biobedrijf plantten we half april twee percelen aardappelen. Op het ene perceel (diverse rassen) waren de aardappelen voorgekiemd, op het andere (Sevilla) niet. Hoewel het om twee verschillende percelen en rassen gaat, zijn resultaten toch opvallend. Het eerste perceel kende een snelle en egale opkomst en is ondertussen definitief aangeaard. Het tweede perceel kwam traag en erg ongelijk op. Onder de koude omstandigheden eind april/begin mei had Rhizoctonia solani meer vat op de jonge kiemen. Dit beeld zag ik op meerdere percelen dit voorjaar. Het is afwachten wat dit betekent door de oogst. Sommige rassen zijn gevoelig voor gekloven aardappelen.
Foto 24 mei 2019: twee percelen gelijk geplant (weliswaar verschillend ras), boven voorgekiemd, onder niet.
Maïs doorgaans te vroeg gezaaid
De bodemomstandigheden waren in de tweede helft van april perfect om maïs te zaaien. Enkel de bodemtemperatuur verloren we uit het oog. De eerste helft van mei was vervolgens ongewoon koud met aanhoudende nachttemperaturen van minder dan 5°C. Mais had twee tot drie weken nodig om op te komen en groeide dan nog niet door. Veel biologische maïspercelen hebben het lastig. Op diepgezaaide percelen hadden de zaden soms onvoldoende kiemkracht. Een perceel dat direct na zaai ook nog een zeldzame regenbui trof, kende een percentage uitval door zaden die wegrotten. De trage groei na opkomst gaf op enkele percelen vrij spel aan de kauwen met totaal verlies als gevolg. Onkruiden als vogelmuur en melganzevoet groeiden in tegenstelling tot de maïs wel goed door. Sommige percelen werden ondertussen (ten dele) herzaaid. De beste stuurlui staan aan wal. Dit jaar waren de omstandigheden eigenlijk pas goed vanaf 15 mei. Aandacht voor bodemtemperatuur is voor mij de les die we moeten meenemen naar volgend jaar.
Foto: De trage groei na opkomst gaf op enkele percelen vrij spel aan de kauwen met totaal verlies als gevolg.
Vooruit werken op onkruid
Ondertussen hebben we sinds begin juni een welkome periode met malse regen. Gevolg is dat de onkruidbestrijding stilvalt. Voor wie mee was met de onkruidbestrijding, is er nog geen reden tot paniek. Andere percelen dreigen stilaan groen te kleuren. Hier wordt het lastig. Slagvaardige mechanisatie en alertheid van de teler maken andermaal het verschil. Maak van de komende droge periode intensief gebruik om een inhaalslag te maken. Precisiewiedeg (Treffler, APV), nauwkeurig schoffelen, torsiewieders,… en timing zijn in komende dagen doorslaggevend.
Foto: Begin juni voorsprong genomen op onkruid in pompoen, ook al was gewas nog net te klein voor deze torsiewieders.
MAP 6
Ondertussen is ook MAP 6 goedgekeurd. Wat MAP 6 voor bio betekent, moet ik nog verder doorgronden. Gunstig is in elk geval dat nu op alle gronden, ongeacht de fosforklasse, de fosfor uit stalmest maar voor de helft in rekening wordt gebracht. In veel gevallen wordt stikstof (170 kg N / ha) zodoende opnieuw de beperkende factor. In de gebieden 2 en 3, waar een inhaalbeweging nodig is inzake de waterkwaliteit, komen er dwingende voorschriften inzake de inzaai van vangewassen. De definitie van een vanggewas sluit vlinderbloemige groenbemesters in principe uit. Hier is verder overleg nodig met VLM om tot een oplossing te komen. Vlinderbloemige groenbemesters zijn een pijler in het bemestingsplan van biologische bedrijven. Een beredeneerd gebruik heeft geen negatieve impact op het nitraatresidu in het najaar. Tenslotte blijven heel wat maatregelen uit MAP 5 overeind. Voor groentebedrijven is het nu de moment om aandacht te hebben voor de verplichte N-staalnames en bijhorende adviezen (1 staalname + advies per schijf van 2 ha groenten door erkend labo). Ondanks dat vaak een eigen interpretatie nodig is inzake het voorgestelde N-advies, geven deze staalnames wel inzicht in het resultaat van de gevoerde bemesting tot nog toe.
Lieven Delanote