Hoge koolvliegdruk en droogte, de gevreesde combinatie
De druk van de koolvlieg was dit voorjaar opnieuw zeer hoog in West-Vlaanderen. Van april tot juni legt de koolvlieg eitjes af aan koolplanten. Om de maden te bestrijden, zijn nog enkele middelen erkend die je toepast vóór of bij het planten. Komt de werkingsduur van deze middelen te kort onder hoge druk van koolvlieg en weinig groeizame omstandigheden? Dat is de hamvraag.
Tip: Bekijk het schadebeeld en meer nuttige info over de koolvlieg in Inagro's gewasbeschermingsapp.
Eerste vlucht koolvlieg
Vanaf april vliegen koolvliegen op zoek naar waardplanten om hun eieren af te leggen. Door middel van eilegvallen volgen we het eilegverloop van de koolvlieg. Op onze proefpercelen detecteerden we de eerste eitjes in de tweede helft van april. Daarna nam het aantal eitjes in de vallen toe, met een piek rond half mei. We telden dan meer dan 20 eitjes per val. Daarna daalde de druk terug, maar tot begin juni bleef ze hoog.
Figuur: Verloop van de waargenomen eileg van koolvlieg op de proefpercelen van Inagro, van 15 april (week 16) tot 17 juni (week 25) 2020.
Bij kolen geplant in april kunnen dus van mei tot half juni continu nieuwe larven uitkomen. Bedenk daarbij nog een groeiduur van de larven van 3 à 4 weken, waarbij de schade oploopt van oppervlakkige vraat aan de wortels tot inwendige gangen in de hoofdwortel of stengel. Zo kan je het schaderisico voor de teelt alvast inschatten. Of planten een aantasting kunnen overleven, hangt niet alleen af van het aantal maden dat de wortels belaagt, maar ook van de vochtvoorziening in de bodem en eventuele andere factoren die de plant beschadigen of de groei belemmeren. Droogte is vaak de bijkomende fatale factor voor het wegvallen van planten.
Onderzoek naar biologische bestrijding
Op het proefbedrijf Biologische Landbouw legden we een proef aan om na te gaan of aaltjes inzetten potentieel biedt voor een biologische bestrijding van koolvlieg. Dat zou een alternatief kunnen zijn voor een plantbakbehandeling met spinosad of afdekken. In voorafgaand onderzoek toonden we al aan dat een plantbakbehandeling met een hoge dosis Steinernema aaltjes een significant effect heeft op de koolvlieglarven. Een tweede behandeling in het veld blijkt echter nodig om een beter resultaat te halen. Voor deze complementaire toepassing zoeken we naar een efficiënte toepassingstechniek die de aaltjes zo goed mogelijk én levend bij de wortels brengt. We voeren dit onderzoek uit in samenwerking met Koppert als leverancier van de aaltjes.
De proef is geplant op 8 april. In de proefopzet vergelijken we behandelingen met aaltjes met een Tracer plantbakbehandeling als referentie en afdekking met twee types netten (een klimaatnet en wit stretchnet). Vanaf 2 tot 8 weken na planten bemonsterden we wekelijks 20 planten per object om het aantal maden in de wortel en stengel te tellen en de schade aan de wortels te beoordelen.
Vijf weken na planten stelden we duidelijke verschillen vast tussen de objecten. Dit tonen we uitgebreid in een video.
Over de volledige plots tellen we ook het aantal planten dat uitvalt door koolvlieg. Zes weken na planten is er gemiddeld 18% plantuitval in de onbehandelde plots en 1% in de objecten behandeld met spinosad. De wekelijkse tellingen van het aantal maden aan de wortels tonen aan dat de werking van spinosad vermindert vanaf vijf weken na toepassing. Bij de latere beoordelingen zien we dat er nadien nog een verschil gemaakt wordt tussen het object behandeld met spinosad en de afgedekte objecten.
Afdekken biedt meeste zekerheid in voorjaarsteelt
De proeven en de ervaring leren dat afdekken met klimaatnet of een ander beschermend net de meeste teeltzekerheid biedt bij hoge koolvliegdruk in het voorjaar. Zolang de eiafleg en/of droge omstandigheden blijven aanhouden, kan je de kolen best afgedekt houden. Een plantbakbehandeling met spinosad biedt nog steeds een goede bescherming in de eerste weken na planten. Of dat voldoende is, hangt af van een aantal factoren. De groeiomstandigheden en de mate waarin de piekperiode in de eileg samenvalt met de eerste weken van de teelt, zijn de belangrijkste. Je kan het risico op uitvallen van planten nog verder beperken door te zorgen voor een goede bodemstructuur, voldoende diep te planten en tijdens de teelt te beregenen en de planten aan te aarden.
De inzet van aaltjes toonde een duidelijk effect aan op het aantal larven, maar de duurwerking blijft het knelpunt in de toepassing. We zetten het onderzoek naar een verbeterde toepassing verder.
Meer info?
Femke Temmerman
femke.temmerman@inagro.be
Tel 051 27 32 51