Wat leeft er tussen mijn kleinfruit?
Kleinfruit gewassen worden vaak druk bezocht door verschillende insecten. Grofweg kunnen we deze insecten indelen in 2 categorieën: sommigen zijn nuttig, anderen kunnen een hoop schade veroorzaken. Wanneer populaties van schadelijke insecten groeien en uiteindelijk de bovenhand zouden nemen, kan dit leiden tot aanzienlijke opbrengstverliezen. Om dit fenomeen te voorkomen, kan er gekozen worden om bij beschermde teelten nuttigen uit te zetten. Op die manier wordt het evenwicht tussen de verschillende insecten hersteld, met gezonde gewassen als gevolg.
Essentieel bij deze techniek is ingrijpen op het juiste moment om groeiende populaties van schadelijke insecten tegen te gaan. Te vroeg uitzetten zorgt ervoor dat je nuttige insecten niet efficiënt worden ingezet, te laat leidt vaak tot schade omdat de uitgezette insecten niet snel genoeg de schadelijke kunnen bestrijden. Dit cruciale evenwicht tussen nuttige en schadelijke werd in het kader van het demoproject: “Aanleren van monitoringstechnieken, van drempel naar de sleutel tot succes van plaagbeheersing in houtig kleinfruit” gemonitord.
In samenwerking met PCFruit vzw werden een aantal plaaginsecten en nuttigen wekelijks opgevolgd. Per op te volgen locatie werden random 10 plaatsen genomen, op deze plaatsen werden 10 samengestelde bladeren onderzocht op aanwezigheid van insecten. Per plaats wordt het blad met de hoogste aanwezigheid van een bepaald insect genoteerd. Via een sleutel wordt deze waarde in een getal omgezet, waarbij waarde 0 niet waargenomen impliceert en waarde 3 een kolonie.
Tabel: Overzicht van gemonitorde insecten en voorbeeld van sleutel voor bladluizen en nuttige bestrijders.
De gemonitorde hoeveelheden worden eenvoudig ingevuld in een tool. Vervolgens worden automatisch grafieken gegeneerd uit deze data. Deze grafieken vergelijken de populatie van een bepaalde plaag met de populatie van 1 nuttige bestrijder. Hierdoor kan de evolutie van deze insectenpopulaties eenvoudig worden opgevolgd en indien populaties van schadelijk insecten te groot worden, kan tijdig worden ingegrepen. Ook kan afgeleid worden welke manier nu net aangewezen is om in te grijpen. Indien er al een aannemelijke populatie nuttige insecten aanwezig is in het gewas, kan ervoor gekozen worden om wat extra nuttigen in te zetten om de populatie te vergroten en zo sneller de schadelijke insecten te bestrijden (in onderstaande grafiek werden tussen midden mei en midden juni extra lieveheersbeestjes uitgezet). Anderzijds wanneer er nagenoeg geen nuttige insecten aanwezig zijn en er is een aanzienlijke populatie van schadelijke insecten, kan ervoor gekozen worden om toegelaten fytoproducten te gebruiken (situatie voor midden april en na midden juni, uiteraard moet ook eerst naar de populaties van andere nuttigen gekeken worden). Een paar dagen nadien kan gekozen worden om beperkt een aantal nuttigen uit te zetten, als buffer tegen migratie van nieuwe schadelijke insecten.
Figuur: Output van de tool waar tussen midden maart en midden augustus de populatie bladluizen vergeleken wordt met de populatie lieveheersbeestjes en dit in de teelt van zomerframboos.
Uit eigen ervaring kunnen we stellen dat wekelijks monitoren veel nuttige informatie oplevert die ervoor zorgt dat er tijdig gepaste acties genomen worden. Door het monitoren wordt het gewas in detail bekeken, waardoor eventuele andere problemen (gebreken, watergift, schimmelaantastingen,…) gelijktijdig geëvalueerd worden. Ook telers, waar initieel wekelijks gemonitord werd, gaven aan dat de bekomen informatie nuttig was.
Wanneer het oogsttijdstip nadert, neemt het werk op kleinfruitbedrijven sterk toe. Hierdoor bleek er minder tijd voorhanden en werd er beperkt of helemaal niet gemonitord. Telers met ervaring gaven aan dat ze door de vele jaren werken met de teelt, het perceel en de omgeving correcte inschattingen kunnen maken wanneer populaties van bepaalde plagen sterk kunnen groeien. Monitoren op deze tijdstippen zou dus voldoende kunnen zijn om de evoluties in deze populaties op te volgen.
Voor telers die starten met de teelt van kleinfruit of starten op een nieuw perceel is het wel sterk aan te raden om vooral tijdens het voorjaar en de weken voor de start van de oogst frequent te monitoren. Zo krijgen ze meer inzicht in de concrete plaagdruk op hun perceel en hoeveel nuttigen de plaatselijke biodiversiteit nu net aanlevert. Na een aantal jaren zullen er tendensen zichtbaar worden, waardoor minder strikt opvolgen zeker een mogelijkheid is.
Heb je verder nog vragen, ideeën, suggesties of zou je graag de monitoringstool ontvangen?
Mail dan gerust naar proefcentrum.pamel@vlaamsbrabant.be of bel 054/32 08 46