Haalbaarheid van maaimeststoffen in een biologische productiemethode
Om een hoge opbrengst en goede kwaliteit in de biologische akkerbouw te bekomen moet er op een doordachte manier bemest worden. Door veranderende regelgeving is er binnen de biologische landbouw vraag naar een duurzame bemestingsvorm. De huidige mestwetgeving gecombineerd met de vaak ongunstige stikstof/fosfor-verhouding in dierlijke mest zorgen voor een beperking in de hoeveelheid dierlijke mest die gebruikt mag worden. Anders dan gangbare telers, kunnen biologische landbouwers geen minerale stikstofmeststoffen gebruiken. Om deze reden worden maaimeststoffen steeds geschikter als bemestingsbron. Maaimeststoffen zijn gewassen (vaak vlinderbloemige groenbedekkers) die worden gemaaid, gehakseld, en als plantaardige meststof gebruikt op een ander perceel dan waar ze groeiden. Ze kunnen met name worden ingezet om in de stikstofbehoefte van het gewas te voorzien, zonder de plaatsingsruimte voor fosfaat te overschrijden.
Omwille van deze stijgende interesse voor het gebruik van maaimeststoffen is de doelstelling van deze thesis de haalbaarheid ervan te onderzoeken. Deze haalbaarheid hangt af van de stikstofwerking van de maaimeststoffen. Deze werd zowel in een veldproef met korrelmaïs (Zea mays L.) als in een incubatieproef in het labo onderzocht. Bij de veldproef werden op twee verschillende tijdstippen ingekuilde en op een derde tijdstip zowel verse als ingekuilde luzerne (Medicago sativa L.) toegediend. Bij de incubatieproef werd enkel met ingekuilde luzerne (M. sativa L.) gewerkt.
Allereerst zagen we grote verschillen in samenstelling tussen verse en ingekuilde luzerne, zo lagen zowel het drogestofgehalte als de gehaltes aan nutriënten bij ingekuilde luzerne veel hoger. Daarnaast zagen we lichte verschillen in gehaltes door het verschil in maaitijdstip en duurtijd van inkuilen.
De stikstof-werkingscoëfficiënten gemeten bij de veldproef waren met waarden van 40 tot 95 % relatief hoog en kenden de volgende tendens:
- Naarmate luzerne dichter tegen de zaai werd toegediend, was de werkingscoëfficiënt hoger zijn.
- De stikstof-werkingscoëfficiënt van ingekuilde luzerne was bijna dubbel zo hoog als deze van verse luzerne.
De eindwaarde van de stikstof-werkingscoëfficiënt gemeten bij de incubatieproef voor ingekuilde luzerne bedroeg 46 %. Dit is een hoge waarde maar zeker niet onmogelijk omwille van de ideale omstandigheden in het labo.
Alhoewel de stikstof-werkingscoëfficiënten relatief hoog zijn, vertaalde dit zich niet eenduidig naar een opbrengstverhoging of efficiëntere nutriëntenopname. Algemeen was er een opbrengstverhoging ten opzichte van de niet bemeste grond, maar deze meeropbrengst was minder groot dan wat verwacht werd uit de stikstof-werkingscoëfficiënten. Zo ligt de opname efficiëntie voor stikstof tussen 6 en 18 %. De waargenomen tendens is dezelfde als de hierboven beschreven tendens voor de stikstof-werkingscoëfficiënt.
Jasper Van Opstal
Promotor: prof. Hilde Vandendriessche
Copromotoren: Dr. Annemie Elsen & Helena Vanrespaille