Beschikbare voedingsstoffen en gewasdynamiek op biopercelen
Wat is de invloed van bemesting op de stikstofdynamiek (N-dynamiek) in bodem en op de beschikbaarheid van stikstof voor het gewas en de opbrengsten? Hoeveel stikstof uit bemesting neemt het gewas op en hoeveel daarvan gebruikt de bodem voor de opbouw van zijn organische stof? Hoe groot is het risico dat er stikstof verloren gaat? Hoe zit het met de beschikbaarheid van het geheel aan voedingselementen, naast stikstof? Uit welke bronnen kan de plant daarvoor putten? Dit zijn vragen waarop we in het project een antwoord zoeken.
Op 10 praktijkpercelen volgen we daarom de bemesting, bodemvruchtbaarheid en N-dynamiek op. Uit de bodem organische stof en de toegepaste organische bemestingsvormen komt stikstof vrij voor de planten. Metingen van de minerale stikstofvoorraad (ammonium- en nitraatstikstof) in de bodem geven een indicatie van de actuele beschikbaarheid. We bepalen dit bijgevolg op drie momenten tijdens het seizoen, op de bodemlagen 0-30, 30-60 en 60-90 cm:
- Bij aanvang van het seizoen (T1)
- tussentijds onder een jong gewas (T2) en
- op het einde van groeiseizoen (T3).
Om te zien hoeveel stikstof de planten uiteindelijk opnemen, houden we de gewasopbrengst bij en gaan we de stikstofinhoud hiervan na.
We analyseren ook nog:
- De totale beschikbaarheid van voedingselementen in het bodemprofiel (methode Peter Vanhoof) door middel van bio-elektronische metingen tijdens de teelt (T2). Met deze analyse kunnen we een onderscheid maken in de actuele beschikbaarheid van voedingselementen (aanwezige zouten) en de voedingselementen die potentieel beschikbaar komen enerzijds door afbraak van het vers aangebracht organisch materiaal en anderzijds door samenwerking van de plant met microbieel bodemleven in de wortelomgeving (symbiose). We voeren de metingen uit op de 0-30 en 30-60 cm bodemlagen.
- De kationenuitwisselingscapaciteit (Cation exchange capacity of CEC) staat voor de mate waarin de bodem kationen (positief geladen voedingselementen zoals calcium, magnesium, kalium, natrium en een aantal sporenelementen) kan binden. Die bindingscapaciteit gaat uit van negatief geladen ‘functionele groepen’ aan het oppervlak van de organische stof(moleculen) en aan de negatief geladen kleimineralen. Hoe meer klei en hoe meer organische stof in de bodem, hoe hoger de CEC is. Kleimineralen zijn in een zandgrond maar miniem aanwezig en de hoeveelheid ervan neemt toe van zand- over leem- naar kleigronden.
Update percelen met aardbei en beschutte teelt tomaat
In het vorige artikel in BIOpraktijk, bespraken we de eerste resultaten van de biologische groentepercelen (percelen 1-6). In dit artikel tonen we de resultaten van twee percelen met een overwarmde beschutte teelt van tomaat (percelen 7 en 8) en twee percelen met een aardbeiteelt in het jaar van aanplanten (percelen 9 en 10).
Winterbijeenkomst: Biologische bemesting, bodemvruchtbaarheid en waterkwaliteit Eind februari organiseren de projectpartners een bijeenkomst over deze belangrijke thema’s met ruimte voor toelichting van proefresultaten en discussie. Binnenkort meer info via Biopraktijk en andere kanalen! |
Meer info?
Jasper Vanbesien, Inagro, jasper.vanbesien@inagro.be
Koen Willekens, ILVO, koen.willekens@ilvo.vlaanderen.be
Bram De Keyzer, Proefcentrum Pamel, bram.dekeyzer@vlaamsbrabant.be
An Van de Walle, PCG, An.VandeWalle@pcgroenteteelt.be
Onderzoek uitgevoerd in het kader van het Demoproject ‘Biobemestingspraktijk borgt goede waterkwaliteit’. Dit demonstratieproject wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
Attachment | Size |
---|---|
Bio bemesting dec 2023.pdf | 486.48 KB |