Hoe beschermen we de Vlaamse pitfruitteelt tegen schildwantsen?
Foto: volwassen roodpootschildwants
Sinds enige jaren zijn schildwantsen, door hun karakteristieke geur ook wel stinkwantsen genoemd, in opmars in onze boomgaarden. Daar brengen de jonge nimfen grote schade toe aan de oogst door hun zuigactiviteit aan de vruchten. De robuustheid van deze insecten maakt het moeilijk om hen efficiënt met gewasbeschermingsmiddelen te bestrijden, zeker in de biologische teelt met haar specifieke voorschriften.
Praktijkproeven in biologische boomgaarden toonden aan dat enkele middelen (spinosad, natuurlijk pyrethrine met koolzaadolie, kaolien, siliconenpolymeren) een matige tot goede werking hebben wanneer zij op het gepaste tijdstip toegepast worden. Omdat er echter soms meerdere soorten kunnen voorkomen, samen of opeenvolgend, is het bepalen van dit tijdstip niet vanzelfsprekend. Er dienen ook al dan niet meerdere behandelingen uitgevoerd te worden. Kennis van de levenscycli is daarom essentieel. De levenscycli kunnen door middel van waarnemingen opgevolgd worden, door bijvoorbeeld regelmatige kloppingen op meerdere bomen en/of feromoonvallen in de bomen.
Eigen onderzoek toonde aan dat vooral de roodpootschildwants, Pentatoma rufipes, de belangrijkste schadeverwekker in peer is. Daarna volgen de groene Palomena prasina en de grauwe schildwants Rhaphigaster nebulosa. De aanwezigheid van alternatieve waardplanten grenzend aan een boomgaard bleek helaas een positieve invloed op hun aanwezigheid te hebben. Inheemse vruchtdragende boomsoorten als esdoorn en eik trekken vooral de roodpootschildwants aan. Inheemse struiken als wollige sneeuwbal en sporkehout en bomen als hazelaar lokken dan weer vooral de groene schildwants. De niet-inheemse Aziatische bruingemarmerde schildwants Halyomorpha halys kent sinds zijn 1ste waarneming in België in 2017 een enorme verspreiding in vooral tuinen en openbaar. In boomgaarden komt die voorlopig wel slechts sporadisch voor. Zijn voorkeur voor een brede waaier aan bomen en struiken als esdoorn, beuk, pruim, kornoelje en lijsterbes speelt hierbij een belangrijke rol. Bij het planten van een gemengde haag dient zeker de nodige aandacht aan de samenstelling ervan geschonken worden.
Nuttige insecten die als predatoren en parasitoïden van plagen optreden vormen de basis van de biologische bestrijding. Het nut van oorwormen en gaasvliegen tegen oa. luizen is alom gekend. Hun inzet ten opzichte van schildwantsen was nog onvoldoende bestudeerd. In labo-experimenten bleken de larven van de gaasvlieg alvast goede predatoren van jonge nimfen van schildwantsen te zijn, in tegenstelling tot oorwormen. Uit verzamelde geparasiteerde schildwantseieren konden we ook 3 sluipwespsoorten identificeren. Hun natuurlijke parasiteringsgraad bleek helaas nog te laag te zijn.
In proeven onder labo-omstandigheden waren de resultaten beduidend beter. Bloemenstroken die de gaasvliegen en de sluipwespen van extra voedsel/schuilplaatsen voorzien kunnen hun parasiteringscapaciteit verhogen en alzo hun populaties vergroten. Ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met geen of weinig impact op de nuttigen draagt bij tot het succes van de biologische controle.
Meer info?
Tim Beliën en Gertie Peusens
Tel: 011/69 71 30; 011/69 71 33
E-mail: tim.belien@pcfruit.be; gertie.peusens@pcfruit.be