Geen duidelijk effect van voorjaarstoepassing verschillende stalmesttypes in bio knolselder
In het project ‘Bio bemestingspraktijk borgt goede waterkwaliteit’ willen we biologische boeren handvaten bieden om de stikstofefficiëntie van hun bedrijfssysteem verder te optimaliseren met als dubbele win: zowel een stabielere opbrengst als een lager nitraatstikstofresidu in het najaar. Een proef door Inagro demonstreerde een opvallend resultaat. Bij toepassen van diverse stalmesttypes verschilde de stikstofdynamiek en de knolselderopbrengst niet, zelfs niet in verhouding tot een nulbemesting.
Inagro vergeleek in 2023 vijf verschillende types stalmest als voorjaarsbemesting van biologische knolselder. Van geiten werd verse mest aangevoerd naast met bruine restromen gecomposteerde mest (31 vol% hooi, 15 vol% houtschors en 15 vol% houtsnippers). Van runderen werd een stroarme en een strorijke mest opgehaald. Een deel van de strorijke rundermest werd eenmaal gekeerd om stappen van het composteringsproces na te bootsen. Beide delen strorijke mest bleven vervolgens tot toepassen afgedekt met compostdoek. Nulbemesting was de referentie in de proef.
(On-)gelijke stikstofdosering van de stalmestvormen
Telkens 177,5 kg totale stikstof per ha toedienen was de doelstelling op basis van een bemestingsadvies. Doseren van de verschillende vormen gebeurde met behulp van mesthoopanalyses kort voor bemesten (tweetal weken). Door het erg natte voorjaar, kwamen we pas half mei aan bemesten toe.
Analyses van de toegepaste fracties wezen echter op afwijkingen zoals te zien in Figuur 1. Met het deel stroarme runderstalmest werd minder stikstof toegediend. Bij de strorijke stalmest was de hoeveelheid toegediende stikstof merkelijk groter.
Object nr | Type mest | Dosering |
---|---|---|
1 |
verse geitenstalmest | 16 ton/ha |
2 | stroarme runderstalmest | 13 ton/ha |
3 | gecomposteerde geitenstalmest | 18 ton/ha |
4 | strorijke stalmest, niet gekeerd | 19 ton/ha |
5 | strorijke stalmest, gekeerd | 22 ton/ha |
6 | nulbemesting (referentie) | - |
Nutriëntenrijke geitencompost
Een uitgebreide analyse van elke type stalmest wees de gecomposteerde geitenstalmest aan als het meest rijke product. Het bevatte de relatief grootste hoeveelheid fosfor en kalium. De N/P – stikstof/fosfor verhouding – was bijvoorbeeld lager dan bij de andere types. Dit wil zeggen dat bij een gelijke stikstof dosering tegelijk meer fosfor wordt toegediend.
Daarnaast bleek dat de verse geitenstalmest makkelijker af te breken was dan de andere producten. Hoe hoger het biodegradeerbaarheidscijfer namelijk is, hoe minder stabiel het product potentieel is.
Plant-beschikbare stikstof loopt gelijk
Half mei werd de knolselder geplant, door het natte voorjaar was dit slechts enkele dagen na bemesten. Eind oktober volgde de oogst. De hoeveelheid stikstof die tijdens de teelt voor de planten zou vrijkomen in de 0-60 cm bodemlaag (wortelzone) verschilde opvallend genoeg maar weinig en niet significant tussen de bemestingskeuzes. Zelfs in verhouding tot de referentie (nulbemesting)! Ook was een tussentijdse bijbemesting met organische handelsstof nergens nodig omdat er voldoende stikstof aanwezig was. Door regelmatig bodemstalen te nemen zagen we wel een kleine trend. De curve van de referentie piekte halverwege juli iets lager dan de andere.
Opvallend was de grote hoeveelheid stikstof die nog aanwezig was bij alle bemestingskeuzes in de sperperiode. Eind oktober was nog gemiddeld 100 kg/ha aanwezig. Tegelijk noteerden we een behoorlijk grote resthoeveelheid van gemiddeld 160 kg nitraatstikstof in de volledige 0-90 cm bodemlaag zonder onderscheid.
Door ook de totale stikstofinhoud van de knollen en het loof te analyseren konden we de stikstofmineralisatie op het perceel in kaart brengen. De vrijstelling van voor de plant beschikbare stikstof (N) uit het toegediende organisch materiaal (zoals stalmest) en de aanwezige bodemorganische stof kan namelijk benaderd worden door de minerale N in de bodem en totale N in de bovengrondse plantbiomassa tussen twee tijdstippen te vergelijken. Door dit cijfer te delen door het aantal dagen tussenperiode, komt de mineralisatiesnelheid in beeld. Zo zagen we ongeacht de bemestingskeuze dat de stikstofmineralisatie in de eerste helft van de teelt (27/04-14/08/23) minstens 6 keer sneller was dan in het tweede deel waar nog maar beperkt stikstof vrij kwam (14/08-24/10/2023).
Evenwaardige knolopbrengst eind oktober
Wat we ondergronds met het verloop van de hoeveelheid plant-beschikbare stikstof niet opmerkten, zagen we ook niet bovengronds bij de knolselderopbrengst. De oogst was met gemiddeld 60 ton/ha goed zonder significante onderlinge verschillen. De weegschaal gaf echter wel een iets hogere gemiddelde opbrengst aan, waar de nutriëntenrijke gecomposteerde geitenstalmest was toegepast. Terwijl zonder bemesting (referentie) het totale cijfer iets lager lag dan met bemesting. Toch was dit louter een trend.
Verhelderen van de rol van stalmest in bio?
Mogelijke verklaring voor deze opvallende resultaten is dat de eerstejaarswerking van stalmest eerder beperkt is. In ons niet-kerend biologisch teeltsysteem met over de jaren heen regelmatige toediening van voldoende organische mest komt dit wellicht sterk naar voren. De stalmesttoediening droeg in deze dan voornamelijk bij tot het op peil houden van de bodemkwaliteit en bodemorganische stof door de aanvoer van organisch materiaal.
Deze resultaten toonden kennelijk:
- Stikstofvrijstelling uit oorspronkelijke gewasresten (voorteelten: een éénjarige grasklaver gevolgd door prei)
- De ‘tweedejaarswerking’ van de bemesting in de prei (stalmest)
- En mineralisatie van overige bodemorganische stof.
Een najaarstoediening van stalmest in plaats van in het voorjaar kan tot slot mogelijk wel een verschil maken bij onmiddellijke volgteelten wanneer uitgevoerd op gerichte momenten in de teeltrotatie. Daarom loopt er momenteel een proef waarin we najaars- vs. voorjaarstoepassing voor de start van een lange kolenteelt vergelijken (voorteelt: zomertarwe). Ook wordt daarbij gekeken naar de keuze van groenbedekkermengsel in het najaar (tot 7 soorten, referentie = braak over de winter).
Meer info?
jasper.vanbesien@inagro.be
Onderzoek uitgevoerd in het kader van het Demoproject ‘Biobemestingspraktijk borgt goede waterkwaliteit’. Dit demonstratieproject wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)