Beheersing van rupsen in de biologische koolteelt
Rupsen van de kooluil (Mamestra brassicae) hebben zich de laatste jaren gemanifesteerd als een ware plaagsoort in najaarsteelten van biologische kool. De rupsen groeien en vreten van augustus tot begin oktober, waarbij ze belangrijke economische schade kunnen aanrichten. Rupsen kunnen in de biologische teelt worden bestreden met bacteriepreparaten op basis van Bacillus thuringiensis (Bt). De werking van dit middel blijkt echter tegen rupsen van de kooluil onvoldoende effectief.
Duivennet beschermt ook tegen kooluil.
Onderzoek door PCBT naar een goede biologische beheersstrategie tegen deze rupsen geeft aan dat het gebruik van netten als barrière tegen eiafzet de meest efficiënte beheersmaatregel is en de beste oogstgarantie biedt. Hiervoor kunnen ook netten gebruikt worden met grotere maaswijdte, welke tevens gebruikt worden om duiven af te weren. Gezien de vraatschade door rupsen van de kooluil in het najaar kan leiden tot opbrengstverliezen van meer dan 50%, verdient de investeringskost voor deze netten zichzelf snel terug. Er blijven echter nog enige praktische nadelen, zoals het moeten verwijderen van de netten voor mechanische onkruidbestrijding.
Bestrijding met Spinosad.
Een mogelijk alternatief voor de beheersing van rupsen is het gebruik van het natuurlijke insecticide Spinosad. Deze actieve stof, geproduceerd door de bacterie Saccharopolyspora spinosa, werd in juni 2008 toegelaten door Europese Commissie voor gebruik in de biologische landbouw. Dit middel werkt minder selectief dan Bt maar biedt een aantal voordelen op gebied van werkzaamheid. Waar Bt enkel effectief werkt bij een tijdige en frequente inzet zou Spinosad reeds een goed bestrijdingsresultaat geven met één à twee behandelingen tijdens de teelt. In het najaar van 2008 en 2009 werden proeven uitgevoerd waarbij objecten afgedekt met wildnet vergeleken werden met objecten behandeld met XenTari of Tracer. De bloemkoolplanten werden in juli geplant waarna ze gedurende drie weken werden afgedekt met wildnet om ze te beschermen tegen duivenschade. Na deze periode werden de netten verwijderd van de controle en van deze objecten die verder herhaaldelijk met Bt of Spinosad werden bespoten. De proefresultaten tonen aan dat (minimaal) twee bespuitingen met Spinosad (TRACER®) nodig te zijn gedurende de teelt voor een goede bestrijding van rupsen in het najaar. Om een vergelijkbaar resultaat te halen met Bt (XENTARI®) zijn minimaal 5 à 6 behandelingen nodig. Zowel voor de behandeling met Bt als met Spinosad geldt als strikte voorwaarde dat de eerste behandeling uitgevoerd moet worden van zodra de eerste eitjes of rupsen van de kooluil in het gewas verschijnen. Naast het gebruik van een duivennet blijkt dus ook Spinosad (Tracer) goede mogelijkheden te bieden om biologische najaarsteelten van kool te beschermen tegen rupsen.
Interreg III VETAB Project, medegefinancierd door de Europses Unie en de provincies West-en Oost-Vlaanderen
Tememrman,F. (2010). Beheersing van rupsen in de biologische koolteelt. In: De biologische landbouw in Vlaanderen: Onderzoek 2008-2010. L. De Cock, N. Erbout, J. Va Waes (eds). NOBL, Merelbeke, 54-55.