Boerderijcompost getest als hoofdbemesting in een meerjarige biologische akkerbouwrotatie
De biologische teler wil het kringloopprincipe maximaal toepassen. Kan boerderijcompost een alternatief zijn voor de aangehaalde dierlijke mest, die vaak nog van gangbare herkomst is?
Boerderijcompost in combinatie met gereduceerde bodembewerking.
Biologische mest is een schaars product. Daarom wordt nog in grote mate mest van gangbare herkomst gebruikt. De productie van compost op basis van reststromen plantaardig materiaal uit het eigen bedrijf en de onmiddellijke omgeving is een mogelijke piste om de kringlopen meer te sluiten. Compost draagt bij tot de opbouw van organische stof, de voedingsstoffenreserves, de bodemstructuur en de bodembiologie. Composttoepassing leent zich bijzonder goed voor niet-kerende bodembewerking, omdat het bij oppervlakkige inwerking niet storend is bij plant- of zaaibedbereiding.
Meerjarige proefopzet bodembeheer.
In de proef werden twee uitbatingstypes vergeleken: enerzijds een compostbemesting gecombineerd met niet-kerende bodembewerking en anderzijds de toepassing van dierlijke mest gecombineerd met ploegen. Deze koppeling van bodembewerking en bemestingsregime hangt samen met de voorkeur om compost ondiep in te werken. De compost werd toegediend in twee doseringen, nl. 50 en 100 ton compost per ha. Met dierlijke mest waren er drie behandelingen: stalmest, drijfmest en drijfmest in een combinatie met groencompost. De doseringen werden zo vastgelegd dat de aanvoer van organische stof gelijk was voor de varianten enkele dosis compost, stalmest en drijfmest plus groencompost. Het betrof een vierjarige rotatie met achtereenvolgens maïs, aardappelen, zomergerst en rode klaver. Na maïs werd een rogge groenbedekker gezaaid en na de aardappelen gele mosterd. De proef werd aangelegd in duplicaat, op twee aanpalende percelen. Op het ene perceel werd gestart in 2005. Door de proefopzet een jaar later te herhalen op een tweede perceel, werd het mogelijk jaareffecten te constateren.
Leerrijke teeltervaringen en significant verschillende uitkomsten.
Voor de snijmaïs waren de opbrengstverschillen niet beduidend. Voor de aardappelen waren grote verschillen in beginontwikkeling waarneembaar. Het beheerstype compost in combinatie met niet-kerende bodembewerking gaf bij aardappelen een bijzonder vlotte beginontwikkeling, wat althans in één van beide jaren een meeropbrengst opleverde. Vroegtijdige teelt is in de biologische landbouw van groot belang: door de aardappelplaag voor te zijn kan men de knolopbrengst verzekeren. Voor het perceelsgedeelte waar niet-kerende bodembewerking werd toegepast was de zomergerst in één van beide jaren niet opgewassen tegen de onkruidopslag die niet beheersbaar was door natte bodemomstandigheden. Binnen de gehele proefopzet is er geen overschrijding van de norm voor het stikstofresidu. Wel is er een beduidend lager stikstofresidu bij de teelt van aardappelen bij een hogere opbrengst. Het stikstofresidu bij dubbele compostdosis lag niet hoger dan bij de enkele dosis. Composttoepassing verhoogt de zuurgraad en het organische stofgehalte.
Willekens, K.,& De Vlieger, A. (2010). Boerderijcompost getest als hoofdbemesting in een meerjarige biologische akkerbouwrotatie. In: De biologische landbouw in Vlaanderen: Onderzoek 2008-2010. L. De Cock, N. Erbout, J. Van Waes (eds). NOBL, Merelbeke, 44-45.
ILVO, Eenheid Plant, Teelt en Omgeving