De voederwaarde van 3 potentieel biologische kuilvoeders
Grasklaver: de basis van het rantsoen.
Omdat er geen specifieke rekenregels zijn voor de schatting van de voederwaarde van grasklaverkuil werden in samenwerking met het LCV en enkele Nederlandse instituten (project Klavertje-4) 7 partijen gras-witte klaverkuil (GWK) en 8 partijen gras-rode klaverkuil (GRK) onderzocht. Het klaveraandeel bij GWK varieerde van 28 tot 64% en bij GRK van 47 tot 96%. Mits voordrogen blijkt grasklaver goed inkuilbaar zonder additief. De GWK en GRK hadden gemiddeld vergelijkbare gehaltes (/kg DS) aan ruw eiwit (RE): 160en 167 g, ruwe celstof: 268 en 281 g en ruwe as: 129 en 122 g. GRK bevat minder hemicellulose, maar meer lignine dan GWK of gras. GWK heeft gemiddeld een hogere energiewaarde (796 vs. 732 VEM per kg DS) dan GRK, wat wel nog beduidend lager ligt dan voor graskuil. De VEM-waarde van GWK varieert minder dan deze van graskuil, terwijl deze van GRK zeer sterk kan schommelen. Later maaien heeft immers een groter negatief effect bij GRK omdat er relatief meer stengels dan bladeren aanwezig zijn en er een sterkere verhouting optreedt van de celwanden. De VEM-waarde kan men nauwkeurig schatten met een formule op basis van de cellulaseverteerbaarheid in combinatie met DS, RE en as. Ondanks een lagere verteerbaarheid hebben grasklaverkuilen in vergelijking met graskuil een relatief hoog FOS-gehalte en is het eiwit ook duidelijk bestendiger in de pens. Gemiddeld bedroeg de DVE voor GWK en GRK resp. 64 en 61 g/kg DS en de OEB resp. 37 en 44 g/kg DS. De DVE-waarde kan geschat worden met een formule op basis van het RE-gehalte samen met het ligninegehalte of de cellulaseverteerbaarheid, die 70% van de variatie verklaart. Voor de OEB verklaart het RE-gehalte alleen bijna 94% van de variatie.
Erwten-gerstkuil: geen alternatieve eiwitbron.
Het RE-gehalte van 6 partijen erwten-gerstkuil bedroeg gem. 120 g/kg DS en was vrij constant. Parallel met de toename van het rijpheidsstadium daalt het en stijgt het zetmeelgehalte. Het ruw asgehalte kan sterk variëren naargelang de verontreiniging met grond. Erwten-gerst zijn goed inkuilbaar zonder bewaarmiddel. De energiewaarde bedroeg zo’n 835 VEM/kg DS, dus ± 100 eenheden lager dan maïskuil. Ondanks het hoger RE-gehalte is de DVE-waarde vergelijkbaar met deze van maïskuil. De OEB is licht positief. Het zetmeel is zeer onbestendig.
Triticale-GPS: lage energie- en eiwitwaarde.
Triticale werd gedurende 2 jaar en telkens bij 2 rijpheidsstadia gemaaid, gehakseld (10 mm) en ingekuild. De energiewaarde varieerde van 705 tot 788 VEM/kg DS en was duidelijk lager dan deze van maïskuil. De energiewaarde kan geschat worden met formules afgeleid voor maïskuilvoeder. Het eiwit en het zetmeel zijn weinig bestendig. Bijgevolg is de DVE-waarde lager (37 g/kg DS) en de OEB hoger (-30 g/kg DS) dan deze van maïskuil. In functie van de opbrengst, de inkuilbaarheid en de voederwaarde wordt best geoogst als de korrel zacht deegrijp is (DS-traject 35-40%).
Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV), Project Klavertje-4(Produktschap Zuivel, NL)
De Boever, J., & De Brabander, D. (2010). De voederwaarde van 3 potentieel biologische kuilvoeders. In: De biologische landbouw in Vlaanderen: Onderzoek 2008-2010. L. De Cock, N. Erbout, J. Van Waes (eds). NOBL, Merelbeke, 98-99.
Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV), Project Klavertje-4 (Produktschap Zuivel, NL)