Gewasbescherming in kleinfruit via GNO’s, plantenversterkende middelen en producten die werken via een fysische barrière
Zowel in de gangbare tuinbouw als op bepaalde biologische bedrijven zien we nieuwe middelen en preparaten opduiken. Over deze producten is heel weinig tot niets gekend betreffende hun bruikbaarheid in de kleinfruitteelt.
Een eerste categorie zijn de producten die plantenversterkend werken. Deze producten hebben geen erkenning nodig als gewasbeschermingsmiddel. Dit betekent echter niet dat ze bruikbaar zijn in een biologische teelt. Het betekent ook niet dat deze middelen ook een effect hebben op de vitaliteit van de plant.
Een tweede categorie zijn de producten die werken volgens het principe van de fysische barrière tegen ziekten, plagen, uitdroging en vorst. Ook deze producten hebben geen erkenning nodig als gewasbeschermingsmiddel. Dit betekent echter niet dat ze bruikbaar zijn in een biologische teelt. Het betekent ook niet dat deze middelen ook een effect hebben op de vitaliteit van de plant.
Een derde categorie zijn de producten uit de groep van GNO's (gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong). Deze producten hebben een erkenning nodig als gewasbeschermingsproduct. Steeds meer GNO's worden ontwikkeld. Hier geldt echter dat ondanks de erkenning ze daarom nog niet mogen gebruikt worden in de biologische teelt.
Een vierde categorie is vrij nieuw. Hieronder zitten de behandelingstechnieken gebaseerd op thermische behandeling, UV-behandeling e.a. Deze behandelingen hebben voor zover bekend geen erkenning nodig maar er is ook geen info over hun gebruik in een biologische teelt. Thermische verhitting bijvoorbeeld heeft zeker zijn invloed op de ganse biologie die aanwezig is op het blad om het natuurlijk evenwicht in stand te kunnen houden.
De doelgroep van dit project zijn de biologische kleinfruittelers en de doelstelling is tweevoudig:
- mogelijke technieken, handelingen en producten die ziekten en plagen in kleinfruit kunnen onderdrukken zoeken door mogelijke oplossingen te inventariseren en actief naar nieuwe technieken te zoeken
- de toelating voor gebruik in de biologische (kleinfruit)teelt nagaan en uittesten onder praktijkomstandigheden.
Samenvatting resultaten
Dit project heeft aangetoond dat er naast meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen niet veel toegelaten is. De nationale wetgeving laat hier geen ruimte. Mondiaal blijkt echter dat er in de biologische teelt heel wat meer producten in omloop zijn dan wat onze eigen telers mogen gebruiken. Deze beperkte en duidelijk afgelijnde benadering maakt het voor iedereen wel duidelijk maar ook enorm moeilijk. Theoretisch gesproken kan bijvoorbeeld een bespuiting met ijswater tegen rode spin of een bespuiting met zwavel tegen bramengalmijt niet. Het zijn immers geen erkende gewasbeschermingsmiddelen voor deze toepassing. Het geeft aan dat hoe specifieker een erkenning beschreven wordt hoe meer teelten en toepassingen niet vernoemd zullen worden. Alles wat geen erkenning heeft, kan en mag niet. Het voorbeeld van Spinosad in bramen is hier een sprekend voorbeeld van. Ook met Pyretrex stellen we vast dat dit in aardbeien en alle kleinfruit gebruikt mag worden, enkel in bramen heeft het geen erkenning. Het is niet altijd duidelijk voor de telers hoe dit komt, laat staan dat er rekening mee gehouden wordt. Ook bij zwavel zien we dergelijke rare toestanden.
Daarnaast sluimert het gevaar van oneerlijke concurrentie. In alle ons omringende landen bestaat er ook een regeling voor de categorie van de plantenversterkende middelen. In andere continenten worden nog gans andere criteria gehanteerd. Vooral voor de middelen die beschikbaar zijn in de buurlanden, bestaat het gevaar dat ze toch doorsijpelen tot bij onze producenten. Het gebruik van internet en kopen en bestellen via internet maken dit alleen maar gemakkelijker. Dikwijls is de teler er zich ook niet van bewust dat 'onschuldige' middelen die in de ons omringende landen gebruikt mogen worden hier niet toegelaten zijn. De bevraging bij de biologische kleinfruittelers in functie van het onderzoek naar de penetratiegraad van plantenversterkende middelen op de bedrijven stelt ons voor deze deelsector nog vrij gerust. De producten uit onze buurlanden zijn nog niet echt doorgedrongen tot bij de kleinfruitteler. Met dit onderdeel van het project wordt dit bevestigd. Anderzijds kunnen we toch ook voor een aantal problemen werkbare oplossingen aanbieden of in het vooruitzicht stellen. Constant zoeken en innoveren brengt oplossingen steeds wat dichterbij.
Yves Hendrickx (PPK)
CCBT