De ziekten ‘capriene arthritis en encefalitis (CAE)’, ‘caseuze lymfedenitis (CL)’ en paratuberculose (paraTBC) vormen de belangrijkste reden waarom bedrijfshouders op melkgeitenbedrijven ervoor kiezen geen bedrijfseigen biest aan hun lammeren te geven. Deze biest is nochtans heel belangrijk voor een gezonde start van de opfok van een lam. Ondanks de belangrijkheid van deze 3 ziekten, hebben we op dit moment weinig inzicht in de mate van voorkomen ervan op de melkgeitenbedrijven. Daarom willen we binnen dit project de prevalentie van CAE, CL en paraTBC bepalen in de Vlaamse biologische melkgeitenpopulatie door bemonstering op 12 biologische melkgeitenbedrijven. Hieraan wordt een risicoanalyse gekoppeld. Op basis van de bedrijfsprevalentie en de voorkomende risicofactoren worden er management-aanbevelingen geformuleerd om op termijn CAE, CL en paraTBC te reduceren / te elimineren op deelnemende bedrijven.

Tijdens het terugdringen van ziekten, is betrouwbare diagnostiek een noodzakelijk tool. Daarom wordt de diagnostiek (ELISA en PCR) voor CAE op melk als snelle techniek om de aanwezigheid van CAE op bedrijf te bepalen gevalideerd. Er zal geëvalueerd worden of het gebruiksgemak van melk als diagnostisch staal opweegt ten opzichte van een mogelijk verlies in sensitiviteit en specificiteit in vergelijking met diagnostische testen op bloedstalen.

Als derde onderdeel binnen dit onderzoeksproject wordt er gezocht naar op het bedrijf toepasbare methodieken voor het kiemvrij maken van geitenbiest (met nadruk op de infectieuze agentia: caprine artritis en encefalitis virus (CAEV), Corynebacterium pseudotuberculosis (C. pseudotuberculosis) en Mycobacterium avium subspecies paratuberculosis (MAP)). Dit moet het mogelijk maken dat de geitenhouders opnieuw bedrijfseigen biest aan hun lammeren durven geven.