Inzicht in en beheersing van probleemplagen in biologische tuinbouw: probleemplagen in openlucht groenten
In de groenteteelt in open lucht wordt bij PCBT herhaaldelijk melding gemaakt van volgende problemen met emelten, bonenvlieg en wortelvlieg. Onderstaand een korte situering van deze probleemplagen.
Emelten zijn de larven van de langpootmug. De langpootmug legt in het najaar zijn eitjes af in een vochtige omgeving (vb. groenbemesters). Uit deze eitjes komen in het voorjaar dikke zwarte larven of emelten te voorschijn. Deze voeden zich met organisch materiaal in de bodem. Jonge planten vallen zodoende ten prooi aan deze veelvraten. Jaarlijks worden meldingen gemaakt van percelen met een derde tot nagenoeg volledige plantuitval. Het betreft zowel gezaaide als geplante gewassen. Ook in serres worden problemen gemeld. De aangerichte schade is vaak recht evenredig met de plantuitval. Tegelijk wordt de onkruidbestrijding bemoeilijkt gezien de open plekken en gezien geen bijkomende uitval door mechanische onkruidbestrijding kan getolereerd worden.
Op een bedrijf waar eerder een probleem met emelten werd gemeld, bleek het bij nader inzicht te gaan om een probleem met aardrupsen. Gezien het toch een behoorlijk ernstige plaagsituatie betrof, werd deze probleemplaag mee opgenomen in het project. Aardrupsen zijn rupsen van nachtvlinders die behoren tot het geslacht Agrotis (Noctuidae). In jong stadium eten ze van bladeren van diverse gewassen waaronder groenten. Vanaf het derde larve stadium verhuizen ze naar de bodem waar ze verder vreten aan de wortels, de wortelhalzen en de stengels van deze gewassen. Jonge planten sterven hierdoor af. Grotere zaailingen kunnen al wat schade verdragen. Deze schade kan optreden vanaf augustus tot in het najaar. Gedurende deze periode is biologische bestrijding mogelijk met entomopathogene aaltjes (Steinernema sp.).
De larve van de bonenvlieg eten van de kiem van kiemende zaden en veroorzaakt zodoende een slechte opkomst van het gewas. Bij bonen verschijnen in het beste geval de typische ‘soldaatjes’. Vaak blijft de aantasting van bonenvlieg uit. Soms slaat bonenvlieg ineens ongenadig toe en is de aantasting quasi volledig. De schade doet zich niet alleen voor bij bonen. Ook onder ander pompoenzaden kunnen door de bonenvlieg worden aangevreten. Herzaai is in veel gevallen mogelijk zonder dat het perceel opnieuw wordt aangetast. Dit zorgt niettemin voor belangrijke extra zaaikosten en een aanzienlijke opbrengstderving wegens de latere zaai. In geval van boontjes staat dit een continue levering in de weg. Dit is een struikelblok voor de handel. De problematiek van de ‘Keniaanse boontjes’ is bekend.
Schade door wortelvlieg kan in de wortelteelt goed worden beheerst door de vluchtperiodes van de wortelvlieg te ontwijken. Bekende maatregelen zijn een late zaai (na eerste vlucht) en een vroege rooi (voor schade laatste vlucht). Deze ‘ontwijkingstrategie’ is echter niet steeds mogelijk (vroege knolselder, busselwortelen, vroege wortelen, pastinaak die op het veld overwintert,…) of blijkt onvoldoende te werken in het geval van kleinere percelen.
Femke Temmerman (PCBT)
CCBT