Literatuurstudie: mogelijkheden tot alternatieve bestrijding van infecties door E. coli en E. rhusiopathiae (vlekziekte) binnen
In deze verkennende literatuurstudie staan optimaal management en het potentieel van alternatieve middelen voor de bestrijding van infecties door E. coli en vlekziekte binnen de biologische pluimveehouderij centraal. De doelgroep bestaat uit de biologische producenten uit de leghennen- en vleeskippenhouderij.
Escherichia coli is de meest voorkomende bacterie bij pluimvee. Problemen met E. coli manifesteren zich doorgaans als een secundaire infectie. De bacterie slaat pas toe als de weerstand van het dier door een andere oorzaak verzwakt is bv. door ziekte (IB,…), door stress (pikkerij) of door slechte houderijomstandigheden. In een enquête uitgevoerd door Wageningen UR bij Nederlandse biologische pluimveehouders kwam naar voor dat biologische pluimveehouders, na bloedluizen en wormen, de meeste problemen ondervonden met E. coli. Zowel uit de enquêtes en de autopsies uitgevoerd binnen het ADLO-project “Impact van worminfecties op de algemene gezondheidsstatus van leghennen in niet-kooisystemen”., als uit de eigen autopsies op het Proefbedrijf en vanuit de sector komt het signaal dat E. coli in Vlaanderen een wijdverspreid probleem is.
Vlekziekte wordt de laatste jaren meer en meer gediagnosticeerd op legbedrijven met een alternatieve productie (scharrel, vrije uitloop en biologische productie). Vlekziekte is een “oude” ziekte die nu regelmatig opduikt en tot grote economische verliezen kan leiden. De kiem is zeer resistent tegen uitdroging en kan zeer lang in de bodem overleven. Mogelijke infectiebronnen voor deze kiem zijn vochtige grond, water, voer, ongedierte en wilde vogels. Bij pluimvee verzwakt vlekziekte de kippen, veroorzaakt diarree, doet de eiproductie afnemen en kan het een plotse dood veroorzaken.
Gezondheidszorg in de biologische dierlijke productie is gebaseerd op ziektepreventie. Als er toch ziekte bij een dier of in de stal wordt geconstateerd kunnen onder strikte voorwaarden antibiotica worden gebruikt. Biologische bedrijven zijn gebonden aan een wachttijd die zware financiële gevolgen met zich meebrengt. De biologische pluimveehouderij staat dus voor de uitdaging om infecties door E. coli en vlekziekte op een alternatieve manier te controleren. Aandacht voor hygiënemaatregelen, stal- en weidemanagement komt daarbij op de eerste plaats. Daarnaast kan er naar gestreefd worden om via het gebruik van alternatieve middelen besmettingen onder controle te houden en/of de weerstand tegen een besmetting te verhogen.
Ine Kempen (Proefbedrijf Pluimveehouderij)
CCBT