Onderdrukking van de wollige bloedluis met entomopathogene nematoden als ondersteuning van duurzame productie van Vlaams pitfrui
De wollige bloedluis (Eriosoma lanigerum) vormt een ernstige bedreiging voor de rendabele productie van biologische appelboomgaarden. Een aantasting door bloedluizen resulteert in oogstverlies (besmeurde, kleinere vruchten) en in een vervorming (kankerweefsel) en verzwakking van bomen op lange termijn. De twee belangrijkste natuurlijke vijanden van de wollige bloedluis, de parasitoïde sluipwesp Aphelinus mali en de oorworm Forficula auricularia leveren een belangrijke bijdrage in de biologische bestrijding van de wollige bloedluis tijdens de warme zomermaanden. Echter, aangezien hun populatiepieken (en bestrijdingsefficiënties) te laat in het seizoen vallen, kunnen ze de ontwikkeling van bloedluiskolonies in de loop van het voorjaar niet voorkomen en slagen ze er aldus niet in om de bloedluispopulatie onder de economische schadedrempel te houden.
Kunnen andere natuurlijke vijanden van wollige bloedluis ons helpen?
Eens gevestigd, vormen bloedluizen dense kolonies die zich beschermen met een wollige wasafscheiding. Deze waslaag maakt hen enorm bestendig tegen natuurlijke predatie. In het najaar migreert een deel van de bloedluispopulatie naar de wortels van de bomen, waar ze de hele winter zuigschade aanricht en van waaruit de volgende lente de hoofdmigratie naar de takken plaatsvindt. Het feit dat de wollige bloedluis een deel van haar levenscyclus in de bodem doorbrengt,biedt een uitstekende gelegenheid om de (op dat moment naakte) bloedluizen in de bodem te bestrijden met entomopathogene nematoden (EPN). De bodem is immers de natuurlijke habitat van deze natuurlijk voorkomende parasieten van insecten.
Hoe kunnen we entomopathogene nematoden (EPN) succesvol inzetten tegen wollige bloedluis?
Voor een geslaagde inzet van EPN tegen wollige bloedluis is een uitbreiding van onze kennis op drie vlakken vereist. Er dient nagegaan te worden welke EPN-stammen de hoogste effectiviteit vertonen tegen bloedluizen. Daarom plannen we een grondige screening van beschikbare EPN-stammen op afdodingsefficiëntie van bloedluis. Ten tweede is het noodzakelijk dat we de persistentie van deze EPN-stammen in de boomgaard op een correcte wijze kunnen inschatten. Hiervoor zullen we hun migratie- en overlevingskarakteristieken in diverse bodemtypes (voorkomend in de verschillende Vlaamse fruitteeltgebieden), evenals in beschutte schuilplaatsen op de stam, bepalen. Ten derde dienen er kennishiaten omtrent de overwinteringskarakteristieken van wollige bloedluis opgevuld te worden. Zo zijn er geen gegevens bekend over het aandeel wollige bloedluizen dat zich vanaf het late najaar tot een eind in het voorjaar en eventueel tijdens de zomer, hetzij in de bodem, hetzij op de stam, bevindt. Ook de invloed van abiotische factoren (zoals bodemtype) op deze verhouding is niet gekend. Daarom voorzien we om deze ontbrekende gegevens in kaart te brengen.
IWT
Beliën, T., Viaene, N., & Berkvens, N. (2010). Onderdrukking van de wollige bloedluis met entomopathogene nematoden als ondersteuning van duurzame productie van Vlaams pitfruit. In: De biologische landbouw in Vlaanderen: Onderzoek 2008-2010. L. De Cock, N. Erbout, J. Van waes (eds). NOBL, Merelbeke, 68-69.
pcfruit vzw (promotor) en ILVO gewasbescherming