Op punt stellen van een biologische bestrijdingstechniek van het bonenspint (Tetranychus urticae) en de aardbeimijt (Tarsonemus
Op dit ogenblik is het niet duidelijk welke nuttige arthropoden de meest geschikte zijn voor de controle van Tetranychus urticae en Tarsonemus pallidus in aardbeien rekening houdend met de verscheidenheid aan teeltsystemen.
In dit kader zullen de mogelijkheden aangeboden door Neoseiulus Californicus, Amblyseius cucumeris, Phytoseiulus persimilis en Feltiella acarisuga voor de controle van T. pallidus in gecontroleerde omstandigheden onderzocht worden. De beste oplossingen die komen uit de studie van de parameters, welke het succes van de biologische controle bepalen, zullen hierbij aan meer realistische omstandigheden getoetst worden. Tenslotte worden studies naar intra-en inter-species kannibalisme voorzien.
Een tweede onderzoeksthema bestaat uit de introductie van natuurlijke vijanden op kleine schaal in praktijkomstandigheden. Met specifieke proeven zal informatie verworven worden aangaande de dispersiesnelheid, het ideale introductietijdstip, het aantal noodzakelijke introducties en de eventuele verdringing tussen verschillende nuttige arthropoden. De beschikbare praktijkinformatie aangaande schadedrempels en bemonsteringswijzen zal ook verzameld en verwerkt worden.
Tenslotte zal getracht worden voor elk van de nuttige organismen een extended lab, een semi-veld en veldtest te ontwikkelen zodanig dat de fytofarmaceutische middelen die worden gebruikt in aardbeien kunnen getest worden naar hun neveneffecten op de nuttige fauna die belangrijk is in het kader van dit project.
Leiding:
C. VERHEYDEN, ir., directeur van het PCF Medewerkers:
D. BYLEMANS, ir., dr.l.w., KOVG.
G. MINGELS-PEUSENS, (Mevr.), lic.