Welke dierenwelzijnsaspecten vinden vrije vleeskuikenhouders (vrije uitloop/bio) belangrijk?
Handelen vrije vleeskuikenhouders zelf in de praktijk naar hun theoretische prioriteiten?
In het Europese PPILOW-project werd aan een beperkt aantal vleeskuikenhouders (bio of met vrije uitloop) gevraagd hoe zij dierenwelzijn definiëren, welke aspecten zij hierbij als meest belangrijk ervaren en hoe zij vinden dat ze zelf met hun bedrijf scoren op die aspecten. Algemeen werden gelijkaardige gemiddelde scores bekomen voor theorie en praktijk, behalve voor wat betreft de afwezigheid van wonden/laesies, de strooiselkwaliteit en stofbaden. Daar zou nog enige verbetering mogelijk zijn volgens de deelnemers.
Wat is dierenwelzijn?
Over de exacte definitie van dierenwelzijn is al veel geschreven en gediscussieerd. In de enquête werd de deelnemers gevraagd hoe zij – in hun eigen woorden – dierenwelzijn zouden definiëren. Acht van de 13 deelnemers namen “het kunnen uitvoeren van dier-eigen gedrag” en “een aanpassing van de leefomgeving aan de kip” op in hun definitie. Dit toont aan dat het belang van het dierlijk gedrag wanneer het over dierenwelzijn gaat steeds meer wordt erkend. Al moet ook vermeld worden dat de overige vijf deelnemers dit niet opnamen in hun definities.
Antwoorden als “goede gezondheid”, “goede hygiëne”, “comfort en vrij zijn van pijn en stress” kwamen uiteraard ook aan bod in de definities. Opvallend was dat drie deelnemers ook het “welzijn van de pluimveehouder zélf” aanhaalden zodat er een geschikte omgeving zou worden gecreëerd voor mens én dier. Dit sluit aan bij het “One Welfare principe”, waarin de connectie tussen het welzijn van dieren en mensen een belangrijk aspect is.
De deelnemende vleeskuikenhouders hechtten allen veel belang aan dierenwelzijn en gaven hiervoor een gemiddelde score van 6,3 op 7. Ze vinden ook dat ze hier goed over geïnformeerd zijn (5,9/7) en dat het relatief makkelijk is om informatie hieromtrent terug te vinden (5,9/7). Al zijn de meningen ook wel wat verdeeld. Er zijn toch een drietal mensen die vinden dat er nog enige verbetering mogelijk is, zowel qua informatieverstrekking als naar implementatie van diervriendelijke praktijken.
Vier grote welzijnsprincipes
In de enquête stonden de vier welzijnsprincipes uit het Welfare Quality® protocol voor dierenwelzijnsbeoordelingen centraal. Dat zijn een goede huisvesting, een goede gezondheid, een goede voeding en gepast gedrag. De deelnemers vonden deze vier principes duidelijk allemaal belangrijk, want ze kregen allen een zeer hoge score toebedeeld (respectievelijk 6,85/7, 6,69/7, 6,54/7 en 6,62/7).
Deze welzijnsprincipes staan ook centraal in de EBENE® app. Dit is een smartphoneapp die in het project zowel door de veehouders als door de onderzoekers uitvoerig gebruikt en getest wordt om het welzijn van de kippen op het bedrijf te monitoren. De vleeskuikenhouders die de enquête invulden, gebruiken deze app ook als zelfreflectie, en worden gedurende twee jaar opgevolgd in het project.
Vijftien dierenwelzijnsaspecten
De vier welzijnsprincipes werden in de enquête verder opgedeeld in 15 dierenwelzijnsaspecten. Door deze opsplitsing door te voeren wilden de onderzoekers te weten komen aan welke deelaspecten van dierenwelzijn de deelnemers meer of juist minder belang hechtten. In figuur 1 wordt het theoretische belang van deze 15 welzijnsaspecten voor de deelnemende vleeskuikenhouders weergegeven. Beschikbaarheid van voedsel (6,7/7) en water (6,5/7) werd hier als prioritair gezet, gevolgd door voldoende ruimte voor de dieren (6,4/7).
Bij de aspecten met de laagste scores zaten het gebruik van verrijking (5,3/7), een slachtmethode op het bedrijf (5,7/7) en stofbaden (5,7/7). De hoogste scores werden dus toegewezen aan omgevingsgerelateerde aspecten, terwijl de scores voor aspecten gelinkt aan gedrag van dieren en mensen de top drie niet haalden. In de toekomst zou men dus bij het verstrekken van informatie vooral kunnen inzetten op het toelichten van het belang van dierlijk gedrag en omgang met de dieren. Toch moet ook opgemerkt worden, dat zelfs de aspecten met de laagste score een gemiddelde score kregen van meer dan vijf op zeven, wat toch wel ruim boven de neutrale score van vier op zeven ligt. Met andere woorden: alle 15 opgesomde aspecten van dierenwelzijn werden effectief als relevant ervaren door de deelnemende pluimveehouders.
Komt de praktijk overeen met de theorie?
Aan dezelfde vleeskuikenhouders werd ook gevraagd hoe ze hun eigen prestaties op het bedrijf zouden scoren voor die 15 welzijnsaspecten (figuur 2). De top drie bovenaan en onderaan van de inschattingen (figuur 2) bevatten dezelfde aspecten als deze bij de scores voor het belang ervan (figuur 1). Beschikbaarheid van voeding (6,7/7), beschikbaarheid van water (6,5/7) en voldoende ruimte (6,5/7) voerden opnieuw het lijstje aan. De laagst scorende aspecten in de praktijk stonden in een iets andere volgorde, met de laagste score voor stofbaden (5,2/7), gevolgd door een slachtmethode op het bedrijf (5,4/7) en het gebruik van verrijking (5,4/7). Het feit dat deze top drie gelijkaardig is in theorie en praktijk, duidt aan dat de vleeskuikenhouders er wel zelf van overtuigd zijn dat ze het beste presteren voor die welzijnsaspecten die zij zelf het belangrijkste vinden.
Algemeen genomen kan men uit de enquête besluiten dat de deelnemende vleeskuikenhouders hun eigen prestaties op gebied van dierenwelzijn positief inschatten, maar dat ze wel nog ruimte zien voor verbetering. Zo gaven ze zichzelf op 11 van de 15 welzijnsaspecten een lagere score dan het theoretische belang dat ze eraan hechtten. De grootste verschillen tussen theorie en praktijk zijn te vinden op vlak van afwezigheid van wonden en laesies (5,6/7 in de praktijk en 6,2/7 in theorie), strooiselkwaliteit (5,8/7 in praktijk versus 6,3/7 in theorie) en stofbaden (5,3/7 in de praktijk en 5,7/7 in theorie). Dit zijn dan ook de aspecten waarvoor de vleeskuikenhouders hun eigen prestaties waarschijnlijk het liefst zouden willen verbeteren. Bij de interpretatie van de resultaten moet men er steeds rekening mee houden dat slechts 13 vleeskuikenhouders deelnamen wat toch een beperkte groep is.
PPILOW (Poultry and Pig Low-Input and Organic Production Systems’ Welfare) is een Europees Horizon 2020-project (grant agreement n°816172) met 22 partners waaronder ILVO. In het project wil men het welzijn van zowel pluimvee als varkens, gehuisvest in vrije uitloopsystemen of onder biologische omstandigheden, maximaliseren. In het kader van dit project werd recent een enquête afgenomen bij 13 aan het project deelnemende vleeskuikenhouders (vrije uitloop/bio) uit België en Frankrijk. Via die weg wou men te weten komen hoe zij denken over dierenwelzijn in het algemeen en hoe dat geïntegreerd wordt op hun eigen bedrijven.
Meer info?
charlotte.vandenhole@ilvo.vlaanderen.be
evelien.graat@ilvo.vlaanderen.be