Ammoniakemissiereducerende maatregelen toepasbaar in bio veehouderij
17/12/2024
Laura Peeters (ILVO)
bron foto: BioForum
Op vrijdag 29 november 2024 vond een studienamiddag plaats waarop het eindrapport werd voorgesteld van RAMBIO, een project gefinancierd door het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. In dit project onderzochten partners ILVO, Bioforum en Wim Govaerts & co wat de huidige kennis over ammoniakreducerende maatregelen en technieken kan betekenen voor de biologische sector (pluimvee, varkens en geiten).
Het RAMBIO project resulteerde in een rapport getiteld ‘Screening van ammoniakemissiereducerende maatregelen op toepasbaarheid in de biologische veehouderij en aanbevelingen voor verder onderzoek’, dat terug te vinden is via deze link. De projectpartners toetsten de bestaande AEA technieken en PAS maatregelen voor de gangbare varkens-, pluimvee- en geitensector aan de biologische wetgeving. Ze evalueerden ook de praktische en economische haalbaarheid in overleg met de sector en wetenschappelijke en professionele experten. Hetzelfde werd gedaan voor potentiële maatregelen die gevonden werden in internationale wetenschappelijke literatuur, projectresultaten, etc. Alle onderzochte maatregelen werden omschreven (emissiereducerend principe, emissiereducerend potentieel, verenigbaarheid met bio lastenboek, praktische en economische haalbaarheid, conclusie haalbaarheid) en op basis daarvan onderverdeeld in categorieën. Deze onderverdeling in categorieën heeft als doel een beter overzicht te geven, en moet niet zwart-wit geïnterpreteerd worden.
Hieronder worden voor elke diersoort een aantal belangrijke conclusies meegegeven.
Raadpleeg het rapport hier voor meer details.
Varkens
Maatregelen in de bio varkensstal
Bij biologische varkens zal het verplichte strogebruik voor veel van de bestaande AEA stalsystemen een probleem vormen. Deze systemen zijn immers ontwikkeld voor drijfmest, en niet voor de vastere stromest van biologische varkens. Voor zeugen kan wel geopteerd worden voor AEA systeem V-3.6 (rondloopstal met zeugenvoederstation en strobed) of V-3.7 (zeugen in voederligbox op strobed), hoewel bij deze systemen ook rekening moet worden gehouden met een aantal kanttekeningen:
- V-3.6 is een systeem dat enkel rendabel is vanaf een bepaalde schaalgrootte, wat voor veel biologische bedrijven een knelpunt kan zijn.
- Bij V-3.7 is het belangrijk om te denken aan een emissiearme manier om de mest op te slaan of te verwerken.
In het algemeen lijkt het aangewezen om bij het ontwerp/bouwen van een nieuwe stal, of eventueel bij verbouwing, te opteren voor een systeem met mestschuif waarmee de stromest gemakkelijk verwijderd kan worden. Er wordt ook sterk aangeraden om bij het ontwerpen van een nieuwe stal in te zetten op optimale sturing van het mestgedrag. Op die manier worden hokbevuiling en het emitterend oppervlak van de mest tot een minimum beperkt. Door de grotere beschikbare oppervlakte per dier, is dit principe extra belangrijk voor biologische bedrijven. Ook in bestaande stallen kan mestgedrag eventueel verbeterd worden door bijvoorbeeld het installeren van meer functionele ruimtes in de hokken (bv. ligbed, wroetbak, douche…). Verder onderzoek om de sturing van het mestgedrag meer kwantitatief te kunnen weergeven, staat hoog op de prioriteitenlijst.
Voedermaatregelen voor varkens
Als mogelijke voedermaatregelen voor varkens komen twee opties naar voor, enerzijds het toevoegen van fermenteerbare vezels (enkel voor zeugen) en anderzijds het toevoegen van zeolieten aan het voeder. Voor beide is echter nog verder onderzoek nodig. In het Interreg project ‘RAMBO’ lopen momenteel al experimenten met zeolieten als voederadditief om het emissiereducerend potentieel bij gangbare varkens te bepalen. Voor de toevoeging van fermenteerbare vezels moet achterhaald worden wat het verschil is tussen het effect van de fermenteerbare vezels (bv. bietenpulp) en het effect van stro (niet-fermenteerbare vezel). Om deze vezels als een emissiereducerend additief te kunnen beschouwen, moet ook bepaald worden welk gehalte vezels in het voeder als standaard beschouwd wordt en vanaf welk gehalte de toevoeging als een reducerende maatregel wordt beschouwd.
De PAS maatregel ‘Reductie van eiwitopname’ (PAS V-4.5) blijft moeilijk toe te passen door het verbod op gebruik van synthetische aminozuren en de verplichte 100% biologische grondstoffen. Het houden van intacte beren wordt als alternatieve benadering aangehaald omwille van de efficiëntere stikstofvertering. Het is echter niet bewezen dat dit ook leidt tot een netto lagere stikstofuitscheiding, en experten verwachten op basis van de huidige kennis geen groot reductiepotentieel.
Pluimvee
Maatregelen in de bio pluimveestal
In Vlaanderen bestaat het grootste deel van de biologische pluimveesector uit leghennenbedrijven. Veel van deze bedrijven passen reeds emissiereducerende technieken toe. Het is echter moeilijk om als biologisch bedrijf te voldoen aan de systeembeschrijvingen die momenteel op de AEA-lijst staan. De meeste stallen leunen dicht aan bij de beschrijving van systeem P-4.4, maar beschikken niet over het vereiste mestbeluchtingssysteem. De technische mogelijkheden om een beluchtingssysteem te te installeren hangt samen met de leeftijd van het etagesysteem en de schaalgrootte van het bedrijf. Daarnaast zal de minimale temperatuur voor de beluchtingslucht (17°C) wellicht moeilijker haalbaar zijn in een biologische stal. Het is dan ook belangrijk te onderzoeken wat de mogelijke toegevoegde waarde is van een beluchtingssysteem in een biologische stal.
De meeste bestaande AEA systemen voor grondhuisvesting van vleeskippen (en leghennen opfok), kunnen in theorie toegepast worden bij biologische kippen. Maar aangezien deze systemen gebaseerd zijn op het reducerend principe ‘drogen van strooisel’ door middel van verwarming en ventilatie, zijn er twijfels rond de effectiviteit in biologische vleeskippenstallen. Het is onzeker of de verwarming en ventilatie hetzelfde drogend effect zal hebben in de biologische vleeskippenstallen met open zijwanden. Daarom moet verder onderzocht worden bij welk stalsysteem zowel de efficiëntie op vlak van emissiereductie als het energieverbruik gunstig zijn. Voor zowel vleeskippen als leghennen is het belangrijk om in te zetten op onderzoek naar de invloed van de buitenloop op de totale emissies, om zo meer gegronde beslissingen te kunnen nemen over AEA stalsystemen.
Strooiselmaatregelen zijn toegankelijke maatregelen die voor vleeskippen- en opfokbedrijven een oplossing zouden kunnen bieden. Met de huidige kennis is het echter niet mogelijk om het ‘beste’ strooiseltype aan te duiden. Onderzoek toont immers aan dat strooiseltypes die gunstig zijn op vlak van emissiereductie, meestal een negatief effect hebben op dierenwelzijn (pootletsels), en vice versa. In het lopende project RAMBO wordt verder onderzoek verricht naar emissiereducerende strooiseltypes bij gangbaar pluimvee.
Voedermaatregelen voor pluimvee
Voedermaatregelen worden op dit moment niet gezien als mogelijke strategie voor emissiereductie bij biologisch pluimvee. De biologische voeders moeten eerst verbeterd worden op vlak van algehele verteerbaarheid, door bv. alternatieve grondstoffen of verwerkingstechnieken. Precisievoeding zal de eerste mogelijke piste voor ammoniakreductie zijn die verder onderzocht kan worden.
Geiten
De enige bestaande PAS maatregel voor (vlees)geiten (PAS G-1.1, Beweiden in combinatie met leegstand en lege mestopslag in de stal) kan niet toegepast worden bij de bio melkgeiten. Toevoeging van zeolieten aan voeder en/of stro wordt al toegepast in de praktijk en leidt mogelijk tot ammoniakemissiereductie. In het lopend onderzoek 'ZeoGoat' wordt getracht dit potentiële reducerende effect te bepalen. Verder is het interessant om in te zetten op een systeembenadering, waarbij de meest interessante aangrijpingspunten voor ammoniakreductie in de stikstofcyclus blootgelegd kunnen worden. Een dergelijke benadering werd reeds uitgewerkt voor rundvee in het CCBT project 'Ammoniakreducerende maatregelen voor biologische herkauwers in beeld'.
In deze video worden enkele mogelijke ammoniakreducerende technieken en maatregelen op maat van de biologische geitensector in beeld gebracht.
Invloed van algemene biologische praktijkvoering op ammoniakemissie
Tenslotte worden ook een aantal belangrijke algemene bedenkingen aangehaald rond emissiereductie in de biologische veehouderij. In de sector heerst algemeen de vraag welke invloed de biologische praktijkvoering op zich heeft op de ammoniakemissie. Een aantal typische aspecten van biologische bedrijfsvoering (toegang tot buitenloop, natuurlijke ventilatie, lagere dierbezetting, strogebruik) kunnen namelijk een belangrijk effect hebben op de emissie van ammoniak. Zo kan bv. de toegang tot een buitenloop zowel positieve als negatieve effecten hebben op ammoniakemissie:
- temperatuureffecten (koelere mest, minder emissie)
- betere scheiding van urine en mest (minder emissie)
- groter leefoppervlak per dier (meer emissie)
- hogere windsnelheid boven het vloer-/grondoppervlak (meer emissie)
Er is daarom een grote nood aan objectieve cijfers rond ammoniakemissie bij biologische bedrijven om gegronde beslissingen te kunnen nemen over potentiële ammoniakemissiereducerende maatregelen. Op dit moment zijn echter nog geen methodes beschikbaar om emissies bij natuurlijk geventileerde stallen met buitenloop te bepalen. Om dezelfde reden is het nu nog niet mogelijk om aan een bestaande ammoniakreducerende maatregel voor de gangbare sector, die op een biologisch bedrijf toegepast zou worden, een emissiefactor of reductiepercentage toe te kennen.
Om hier een antwoord op te bieden, werd door partners ILVO, Proefbedrijf Pluimveehouderij, Bioforum en Boerenbond projecten een nieuw project aangevraagd. Het VLAIO LA-traject ‘BOWIE’, getiteld ‘Verzoenen van biologische praktijkvoering en welzijnsverhogende praktijken met emissieregelgeving bij varkens en pluimvee’, start op 1 maart 2025. In dit vierjarig project wordt er in de eerste helft ingezet op de ontwikkeling van een meetmethode voor natuurlijk geventileerde stallen met buitenloop en onderzoek naar effecten van biologische praktijkvoering zoals lagere bezettingsdichtheid. In de tweede helft zullen dierproeven met varkens en leghennen uitgevoerd worden met als doel de beschikbaarheid van ammoniakemissiereducerende maatregelen voor biologische leghennen en varkens te verhogen.
Wil u als bio veehouder uw stem laten horen in het nieuwe project BOWIE en/of uw bedrijf openstellen voor emissiemetingen?
Contacteer dan vrijblijvend Liên Romeyns (lien.romeyns@bioforum.be) of Laura Peeters (laura.peeters@ilvo.vlaanderen.be) voor meer informatie.
Meer info?
laura.peeters@ilvo.vlaanderen.be