Biovelddag Inagro juni 2022: verslag van de Feesteditie!
Op 21 juni organiseerde Inagro de voorjaarseditie van de jaarlijkse biovelddag op het proefbedrijf voor biologische landbouw. Dit jaar viert Inagro de 20ste verjaardag van dit proefbedrijf en daarom werd het een feestelijke editie met ongeveer 200 geïnteresseerde bezoekers. Tijdens een eerste deel was er een uitgebreide machinedemo met verschillende types “precisiewiedeggen” en tijdens een tweede deel lichtten de onderzoekers proeven toe in verschillende thema’s. De dag werd afgesloten met een feestelijk netwerkmoment.
Het proefbedrijf voor biologische landbouw van Inagro werd in 2001 aangekocht door de provincie West-Vlaanderen. Na een omschakelperiode van twee jaar was het volledig biologisch gecertificeerd in 2003. Vorig jaar, in 2021 wilden we het 20-jarig jubileum vieren maar door de COVID-19 maatregelen werden de feestelijkheden uitgesteld naar 2022. De biovelddagen zijn gedurende die jaren uitgegroeid tot een traditioneel ontmoetingsmoment voor de brede bio-sector, de stakeholders en bij uitbreiding voor allen die bio een warm hart toedragen.
Machinedemo met precisiewiedeggen
Voor de feesteditie van dit jaar werd in een eerste luik een uitgebreide machinedemo georganiseerd. De precisiewiedeg is inmiddels een standaardmachine op veel biobedrijven en naast de originele “Treffler” wiedeg zijn er ondertussen veel verschillende machinebouwers met een variant op de markt. Tijdens deze demo kregen de machinebouwers de kans om de eigenheden van hun machine toe te lichten en om de werking te demonstreren. Een uitgebreid verslag van deze demo lees je hier.
Na de machinedemo volgden thematische rondleidingen langs de proefvelden van het proefbedrijf.
Aardappelrassen, plaagbeheersing en coloradokevers wegvangen
Dit jaar testen we op het biologisch proefbedrijf van Inagro maar liefst 35 verschillende aardappelrassen uit. We gaan op zoek naar rassen met een resistentie tegen de aardappelplaag en met een goede kwaliteit. Daarom voeren we in de rassenproef geen plaagbestrijding uit. De resultaten van het natte plaagjaar 2021 werden gebruikt om de robuuste rassenlijst op te stellen die beschikbaar is op de website van Bioforum. Dit jaar stonden op het moment van de Biovelddag alle rassen er nog goed bij.
Een samenwerkingsproject met telers uit Flevoland en Fieldworkers werkte een idee van Joris van der Kamp (Van der Kamp Consult) uit tot een machine om colorado kevers uit aardappelen weg te vangen. De machine maakt gebruik van het natuurlijke gedrag van de kever. Bij beroering van de plant laten ze zich namelijk vallen en blijven ‘voor dood’ een tijdje stil liggen. Roterende plastieken flappen slaan tijdens het rijden tegen de planten waardoor de kevers en de larven uit de planten vallen in de daarvoor voorziene opvangzeilen.
Focus korte keten: organische mulch, druppelslangen en rassen ui
De voorbije twee jaar testten we verschillende organische mulchmaterialen uit in de teelt van venkel. De voornaamste potentiële voordelen van het gebruik van organische mulch zijn het tegengaan van verdamping van bodemvocht en onkruid onderdrukken. Over de twee proeven is het duidelijk dat de onkruidonderdrukking afhankelijk is van de dikte van de mulchlaag en lijkt 5 cm een minimum. In 2021 voegden we nog enkele mulchmaterialen toe. Onder de vochtige omstandigheden, met voldoende en regelmatige neerslag, was er een duidelijke invloed van de verschillende materialen op de planten. Bij de toepassing van mulch gaan we er dikwijls van uit dat de invloed van de mulchlaag op de bodem, en bijgevolg op de planten, gering is en dat die laag in eerste instantie vrij inert op de oppervlakte blijft liggen. Onder de natte omstandigheden van 2021, met regelmatige en voldoende regenval en vrij koele temperaturen, blijkt die stelling niet te kloppen en was er een duidelijke interactie tussen de mulch en het wortelmilieu van de venkel. Op het grensvlak tussen bodem en mulch zien we zeer oppervlakkige beworteling en een actieve omzetting van organisch materiaal.
Foto: Begin juli werden de verschillende mulchmaterialen aangevuld.
In het CCBT project “irrigatie in bio” voeren we enkele proeven uit met druppelslangen. Daarbij gaan we de efficiëntie beoordelen van zowel bovengronds als ondergronds aangebrachte druppelslangen en vergelijken we het gebruik van één slang per gewasrij met één slang per twee gewasrijen. De proef van dit jaar was net aangelegd in prei, en begin juli leggen we ook een vergelijkbare proef aan in venkel. Uit de proef van 2020 bleek dat alle geïrrigeerde objecten beter scoorden op vlak van opbrengst en kwaliteit dan het controle object dat niet geïrrigeerd werd. Daarbij waren er geen belangrijke verschillen tussen ondergronds en bovengrondse druppelslangen en ook niet tussen één slang per gewasrij en één slang per twee gewasrijen. Met de proeven van dit jaar willen we kijken of die resultaten bevestigd worden.
Als laatste in dit thema kwam de proef ajuin aan bod, waarbij we enkele rassen plantui en geplante zaaiui, geschikt voor kleinschalige teelt, opgenomen hebben. Dit is het eerste jaar dat we een rassenproef ajuin uitvoeren. Op het moment van de biovelddag zagen we nog geen valse meeldauw. De plantuien hadden duidelijk voorsprong, ook doordat de zaaiuien per cluster geplant werden. Verder waren er nog geen grote verschillen op te merken. Er was wel uitval door witrot (Sclerotium cepivorum). Een aantal jaar geleden stond op deze plaats de opkweekserre van de prei waar toen ook veel aantasting was door witrot. De scleroten kunnen 7 tot 15 jaar in de grond overleven en kiemen als reactie op stoffen die de uiwortels of andere Allium-soorten afscheiden.
Voederteelten
Sorghum is een nieuwe teelt die in droge omstandigheden mogelijk beter gedijt dan maïs. Er wordt sterk ingezet op rassen die voor onze klimaatomstandigheden geschikt zijn. In een rassenproef worden enkele rassen onder biologische teeltomstandigheden beproefd. Helaas lijken de kauwen ook verzot op deze kleine en frele kiemplantjes.
Luzerne is de teelt met het hoogste opbrengstpotentieel van eiwit per ha. Bij 14 ton droge stof per ha à 20 % ruw eiwit is een potentieel mogelijk van 2,8 ton eiwit per ha. Bij korrelleguminosen als veldbonen of soja is dit maar 1 à 1,5 ton. In het project Luzex wordt onderzocht of het mogelijk is om de eiwitten uit luzerne te extraheren en te verwerken in krachtvoer voor varkens en kippen. Hiervoor wordt samengewerkt met ILVO, enkele biologische varkenshouders met akkerbouw en andere actoren in de keten.
Veldbonen en gele erwten zijn interessante lokale bronnen van eiwit voor dierlijke voeding maar ook potentieel voor menselijke voeding (denk aan vleesvervangers). Binnen het interreg-project Fr-Wall-Vl SymBIOse testen we verschillende winter- en zomerrassen van deze vlinderbloemigen in mengteelt met een graan. Het graan is een dienstgewas die kan bijdragen tot het succes van de peulvrucht door bijvoorbeeld de legergevoeligheid en de onkruiddruk te verlagen. Een mengsel kan ook de productiviteit per ha doen toenemen. Op de proefhoeve zelf worden dit jaar wel 13 zomerveldboon cultivars getest in combinatie met tarwe en 11 gele zomererwt rassen met gerst. De teelten met winterproeven liggen op verplaatsing. Al deze mengteelten worden geoogst voor droge korrel (ook GPS is in de praktijk mogelijk). Naast verschillen in groei, ontwikkeling, ziekteweerbaarheid en opbrengst van de vlinderbloemige planten worden ook kwaliteitsverschillen zoals ruw eiwitgehalte van de zaden onderzocht. Zo kan een erwt gemiddeld 21,5 % ruw eiwit bevatten en een veldboon zelfs 27,5%. Er wordt ten slotte ook naar anti-nutritionele factoren gekeken. Dit is voornamelijk van belang bij veldbonen. Het interessante van zomerteelten is o.a. de beschikbaarheid van cultivars met weinig vicine/convicine die het gebruik van onbewerkte bonen in het rantsoen van pluimvee mogelijk maken (deze stoffen kunnen een negatief effect hebben op de gezondheid van kippen en ook van bepaalde mensen). Daarnaast is het aanbod aan witbloeiende rassen met weinig tannine in de bonen groter dan bij de wintertypes die hoofdzakelijk bontbloeiend zijn met veel tannine. Varkens verkiezen liever bonen van witbloeiende veldbonen in hun rantsoen.
Foto: Rassenproef gele zomererwt in mengteelt met gerst. De afrijping is reeds begonnen.
Foto: Peulen van een veldboonplant in de rassenproef zomerveldboon in mengteelt met tarwe.
Eiwitteelten voor humane voeding
Voor het project Quinoa Lokaal ligt opnieuw een proef aan met drie rijafstanden (13 cm, 26 cm en 52 cm) en drie zaaidichtheden (300 z/m2, 400 z/m2 en 500 z/m2) en twee verschillende rassen quinoa (Vikinga en Zeno). Tot op vandaag zijn in quinoa geen pesticiden toegelaten dus onkruid moeten we mechanisch aanpakken. In 2021 verliep dit door de vele regenval zeer moeizaam. Dit jaar hadden we regelmatig een regenbui maar ook voldoende droge periodes om te kunnen wiedeggen en schoffelen. Van plagen hebben we geen last, er is wel aantasting door valse meeldauw. Het ras Zeno heeft het harder te verduren met vlekken tot op de bovenste blaadjes. Het gewas groeit snel en is ondertussen bijna volledig uitgebloeid. Op naar een mooie oogst in augustus!
Foto: Anouk Van Moorter licht de proef in quinoa toe.
Dit jaar ligt voor de tweede keer een rassenproef witte lupine aan voor het SymBIOse project. In deze proef testen we vijf witte lupine-rassen op hun waarde onder biologische teeltomstandigheden en in Vlaamse context bij twee verschillende zaaitijdstippen (half en eind april). Het zijn ‘zoete’ rassen met (zeer) lage gehaltes aan toxische alkaloïden, die naargelang de aanwezigheid van deze stoffen, onbewerkt, kunnen dienen voor menselijke of dierlijke voeding. Dit in tegenstelling tot bittere lupines of sierlupines bv. uit de tuinen die giftig zijn. Witte lupine is anders dan bijvoorbeeld erwt of veldboon zetmeelarm en bevat nog meer ruw eiwit: in 2021 bv. gemiddeld 35% in de droge bonen. Op het moment van de biovelddag waren de lupines van het eerste zaaimoment hoger gegroeid en het best ontwikkeld.
Foto: Witte lupine rassen in bloei
Kikkererwt is een nieuwe teelt voor Vlaanderen. In onze bodems zijn daarom geen stikstoffixerende bacteriën aanwezig waarmee de vlinderbloemige soort gewoon is van symbiose aan te gaan. Op de wortels zul je dan ook geen knollen vinden met daarin actieve microbiële stikstofleveranciers. In een kleine SymBIOse- demo waarbij we de teelt willen leren kennen, hebben we daarom een derde van de proefoppervlakte bemest met 55 kg N/ha om de afwezigheid van bacteriën (deels) op te vangen. Daarnaast hebben we ook een derde van het zaaizaad behandeld met een inoculum van bacteriën. Ten slotte bestelden we voor de helft met biostimulant behandelde zaaizaden en de andere helft zonder, om hiervan het effect na te gaan. Met de biovelddag werden nog geen verschillen in groei en ontwikkeling waargenomen tussen de verschillende teeltechnieken. Wel werden reeds in beperkte mate wortelknollen gezien bij de met bacteriën geënte planten.
Foto: Kikkererwt in bloei. Ook zijn al enkele peulen waar te nemen.
Biologische gewasbescherming in kolen, sla en wortelen
In de eerste vrucht bloemkool was veel schade te zien van de koolvlieg en melige koolluis. De eileg door de koolvlieg toonde een piek in de tweede helft van mei en tot half juni telden we meer dan 20 eitjes per val. Onder deze hoge druk viel ongeveer een kwart van de planten uit in de proefveldjes die geen bescherming kregen tegen de koolvlieg. Een plantbakbehandeling met Spinosad blijft onze referentie waarbij het aantal maden per plant gemiddeld nooit hoger was dan één made per plant. Alle alternatieve behandelingen die we getest hebben met inzet van insectenparasitaire aaltjes en schimmels en het toepassen van een meststof met plantversterkende eigenschappen, verminderden de plantuitval. Het blijft echter moeilijk om onder suboptimale teeltomstandigheden de werking van spinosad te evenaren. Parallelle proeven in de gangbare teelt en bijkomend onderzoek in het kader van het VLAIO-traject rond de koolvlieg beheersing, zal het verdere potentieel van de alternatieve middelen duidelijk maken.
Een tweede blikvanger binnen het thema gewasbescherming was de 'zero-fyto' proef in sla tegen bladluis. De algemeen hoge bladluisdruk dit voorjaar maakt de proef zeer relevant want ook in de bioteelt is er in de handel een lage tolerantie voor bladluizen op sla. Als alternatief voor de inzet van pyrethrinen, testen we een vorm van intercropping met planten die bladluizen afweren door hun aromatische eigenschappen of die natuurlijke vijanden aantrekken. De resultaten van deze proef zullen binnenkort worden gepubliceerd.
In wortelen zijn nog twee proeven opgestart met zero-fyto methoden tegen de wortelvlieg.
Groenbemesters, ecoploegen of niet kerend werken en invloed van vaste sporen op de bodem
Een diepe kerende grondbewerking zet het bodemleven op de kop en begraaft organisch materiaal. Meer een meer biotelers zetten daarom in op niet kerende grondbewerking. Bedenking bij niet kerend is dat de organische massa van de groenbemester en de stalmest schijnbaar inert aan de oppervlakte ligt bij droge omstandigheden. Is de Ecoploeg een compromis tussen ploegen en niet kerende grondbewerking? En is een ondiepe grondbewerking dan wel voldoende Of kunnen we de bemesting met stalmest niet beter naar het voorgaande najaar verschuiven Met deze vragen gingen we aan de slag in een voorjaarsplanting bloemkool. Tijdens de biovelddag waren we kort voor de oogst. Visueel waren nauwelijks gewasverschillen zichtbaar tussen de verschillende objecten. Bij een diepe grondbewerking zagen we wel een iets homogener wortelpatroon doorheen de bouwvoor.
Dit jaar ligt de jaarlijkse ‘sporenproef’ aan in knolselder. In deze proef vergelijken we de traditionele werkwijze met ons rijpadensysteem op breed spoor. Voor conclusies inzake gewasstand was het uiteraard te vroeg. Wel viel op dat bij het vaste rijpadensysteem het onbereden bed mooi en efficiënt egt. Bij de gewone werkwijze zijn er dubbel zoveel sporen. In deze sporen werkte de wiedeg minder efficiënt en was meer onkruid aanwezig.
In een groenbemestersproef als voorteelt voor bloemkool werden 4 mengsels vergeleken : Facelia puur, facelia met Alexandrijnse klaver, facelia met alexandrijnse klaver en winterwikken en rogge-winterwikken. Op het perceel was ook veel opslag van de voorteelt zomergerst. De ontwikkeling van de wikken in de mengsels viel tegen. Elk mengsel kende een vroege (half maart) en een late vernietiging (half april, net voor planten bloemkool). De verschillen tussen de objecten waren beperkt. We zagen wel een iets betere gewasontwikkeling van de bloemkool waar de groenbemesters half maart waren vernietigd. De stikstofbeschikbaarheid was hier ook telkens iets beter. In het rogge-wikkenmengsel dat net voor planten werd vernietigd kende de bloemkool de zwakste stand.
De verschillende proeven die aan bod kwamen, worden financieel ondersteund door verschillende projecten:
Het project ‘ZERO-PH(F)YTO F&L(G)’ kadert binnen het Interreg-V-programma Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen, met steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Dit project wordt uitgevoerd door Centre Wallon de Recherches Agronomiques, Bio en Hauts de France, FREDON Nord Pas-de-Calais, Université Picardie Jules Verne, Inagro en PCG.
Onderzoek uitgevoerd in het kader van het project “Slimme combinatie van teeltkeuze en technologie voor een rendabele klimaatrobuuste land- en tuinbouw.”
Onderzoek uitgevoerd in het kader van verschillende CCBT-projecten “Irrigatie in Bio”, “Ecoploeg versus niet kerend: organische stof tot nadenken”, “klimaatrobuuste ruwvoederproductie”
Het project ‘LUZEX - Extractie van eiwit uit Luzerne en klaver ten behoeve van kippen en varkens’ kadert binnen de projectoproep ‘realisatie eiwitstrategie’ in het kader van relanceplan ‘Vlaamse veerkracht’ 2021.
Partners zijn Inagro, ILVO en diverse stakeholders uit de keten.
Onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het LA-traject ‘SUSCABFLY, Duurzame beheersing van koolvlieg’, met steun van het Agentschap Innoveren & Ondernemen.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het project “CABAN: een bankerplant-systeem in de bio-koolteelt”, met steun van het departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid.
Onderzoek uitgevoerd in het kader van het LA traject “Voorkomen en remediëren van bodemverdichting” (1 november 2018 – 31 oktober 2022) met financiering van het agentschap Innoveren & ondernemen van de Vlaamse overheid.
Proeven in het kader van het demonstratieproject “Groene Bodemkracht” met financiële steun van het departement landbouw en visserij van de Vlaamse overheid, in samenwerking met Inagro, PSKW en PCG.