Inkijk in brede diversiteit aan vlinderbloemige groenbemesters en mogelijkheden van vorstgevoelige mengsels bij late zaai
In het CCBT-project 'Grenzen verleggen met/van groenbemesters' onderzoekt Inagro de brede diversiteit aan vlinderbloemige groenbemesters en daarnaast de mogelijkheden van vorstgevoelige mengsels bij late zaai. In dit artikel krijgen we een inkijk in het verloop van het project.
Onderzoek van de diversiteit aan vlinderbloemige soorten
Er bestaan heel wat soorten binnen de vlinderbloemige familie (Fabaceae) die interessant kunnen zijn als groenbemester. Een deel van die soorten is nog minder bekend, maar dat ze een samenwerking of symbiose aangaan met bacteriën in knolletjes op de wortels is een gemeenschappelijk kenmerk. Die bacteriën leggen stikstof uit de lucht vast en voeden daarmee de plant in ruil voor suikers. Stikstof die na afsterven van de plant of door onderwerken terug vrijgesteld wordt om de volgende hoofdteelt voor een deel te voeden.
Wel 20 commercieel beschikbare soorten zijn twee maanden geleden door Inagro in demoveldjes gezaaid (volle dosis, eind augustus na gerst) om de verschillen in ontwikkeling te onderzoeken. Om onkruid te onderdrukken en tegelijk het potentieel van die soorten voor groenbedekkermengsels te testen, werd ook wat phacelia en Japanse haver mee gezaaid. Aan de hand van foto’s geven we graag een update over de huidige stand.
Momenteel zien we een vigoureuze inkarnaatklaver. Ook de gekende Alexandrijnse en de misschien minder bekende Perzische klaver zijn visueel goed aanwezig. Het zijn van de weinige klaversoorten die momenteel boven de phacelia uitsteken. De gekende witte en rode klaver zijn eveneens goed gegroeid maar blijven nog onder in het mengsel, net zoals de minder gekende onderaardse klaver en squarrosumklaver.
Van de Vicia-soorten torent de zomerveldboon boven de phacelia uit. Ook de Franse wikke die qua uitzicht tussen wikke en veldboon lijkt in te zitten, laat zich zien. Echter lijkt het aantal planten daarvan momenteel laag en is er al wat koudeschade te merken. Ten slotte zijn de zomertype wikke soorten (Zomerwikke en Bengaalse wikke) duidelijk al hoger gegroeid dan de wintersoorten (Winterwikke en Pannonische wikke). Serradella, een soort die op wikke gelijkt maar eigenlijk niet tot het Vicia-geslacht behoort, blijft ook laag.
Onderzoek van de groei van vorstgevoelige mengsels bij late zaai
Vorstgevoelige/niet-winterharde groenbemesters zijn snel en efficiënt te vernietigen op het einde van de winter en daarom zijn ze te verkiezen wanneer een vroege hoofdteelt volgt. Anderzijds wordt aangeraden om deze planten zo vroeg als mogelijk te zaaien, om een goede ontwikkeling voor de winter te garanderen. Voor late zaaidata denkt men niet aan dat type. Door de klimaatverandering kennen we de laatste jaren echter warmere najaren met groeizaam weer. Na een laat geoogste teelt en voor een vroege volgteelt kan het kiezen voor dergelijke groenbedekkers dan mogelijk toch nog tot een goed resultaat leiden.
Van 12 in de handel beschikbare groenbemestermengsels onderzoeken we daarom de middellate (half september) en late zaai (eind september/begin oktober). Deze mengsels variëren van 3 tot 18 soorten, zijn voor een groot stuk biologisch beschikbaar en bevatten vlinderbloemigen. Momenteel naderen we het einde van de 'sperperiode' en tonen we graag even hoe enkele van de best ontwikkelde mengsels er bij staan.
Algemeen is bij de koudegevoelige soorten niger en boekweit al beperkt wat schade te zien (geelverkleuring en bruine bladranden). Ook de Japanse haver toont nu wat roodgekleurde bladeren, terwijl de phacelia bij de verschillende mengsels nog zichtbaar gaaf is. Een beperkt aantal bladrammenassen van het eerste zaaimoment is ten slotte in bloei geschoten, terwijl de rest nog vegetatief is.
Ondermeer door een warme septembermaand en de opvallend warme start van oktober (eerste 10 dagen), was de groei van de eerst gezaaide groenbedekkermengsels goed. Ook de groenbedekkers van het tweede zaaimoment haalden hier voordeel van, maar de bodembedekking is bij verschillende van die mengsels momenteel nog matig.
Bij de eerste zaai van het ÖKO Terra Gold Solara mengsel (7 soorten) domineert bladrammenas en een bloeiende boekweit momenteel het beeld en is de bodembedekking goed. En ook bij het tweede zaaimoment is dit één van de mengsels met de beste bodembedekking. Boekweit blijft daar wel wat meer op de achtergrond. Naast voornamelijk bladrammenas zien we ook duidelijk wat blauwe lupine (vlinderbloemige).
Het Lauenauer Aktivhumus mengsel (6 soorten) van de eerste zaai, staat er wat heterogeen bij door een slechte ontwikkeling van de vlinderbloemigen: vnl. wikke, erwt en lupine. Wildschade en een ondiepe zaai liggen waarschijnlijk aan de oorzaak. De latere teelt, die dieper gezaaid is en direct met een omheining beschermd, staat mooi homogeen, dekt de bodem goed en toont visueel een mooi evenwicht tussen vlinderbloemige en niet-vlinderbloemige soorten.
Twee van de meest soortendiverse mengsels in proef ten slotte: Terralife Solanum Organic en Optima Non Brassica (telkens combinatie van 10 soorten) vallen net zoals eerder genoemde mengsels op door een goede bodembedekking. Het beeld van Terralife Solanum wordt gedomineerd door rammenas en vlas. Bij de eerste teelt zijn de vlinderbloemigen (erwt, lupine, wikke o.a.) zoals bij het Lauenauer mengsel weinig zichtbaar terwijl dit bij de latere teelt beter is. Zonnebloem is niet aanwezig, in tegenstelling tot bij enkele andere mengsels waar het onderdeel is. Ook bij de eerste teelt van het Optima Non Brassica mengsel vallen de vlinderbloemigen niet op, terwijl phacelia en niger het beeld domineren. Bij de latere teelt zijn daarentegen het gros van de soorten zichtbaar aanwezig. De kleinere niger plantjes tonen daar wel wat meer vergeling.
Meer info?
jasper.vanbesien@inagro.be