Kan je vorstgevoelige (mengsels) groenbemesters laat zaaien?
Vorstgevoelige/niet-winterharde groenbedekkers en groenbedekkermengsels raadt men aan om zo vroeg mogelijk te zaaien, om een goede ontwikkeling voor de winter te garanderen. Voor late zaaidata wordt niet aan dat type gedacht. Door de klimaatverandering kennen we de laatste jaren warmere najaren met groeizaam weer. Na een laat geoogste teelt en voor een vroege volgteelt kan het kiezen voor dergelijke groenbedekkers dan mogelijk toch nog tot een goed resultaat leiden.
Met demoveldjes wil Inagro daarom onderzoeken hoe de groei is van verschillende vorstgevoelige groenbedekkersoorten bij middellate (richting half september) en late zaai (richting oktober) en de verschillen tonen aan het ruime publiek. Zo willen we ondersteunen bij het zelf samenstellen en/of het uit de handel kiezen van een groenbemester(mengsel).
Dit onderzoek gebeurt in kader van het CCBT-project: Grenzen verleggen met/van groenbemesters. Met dit nieuwsbericht geven we graag al enkele tussentijdse bevindingen. In het najaar van 2024 zaaien we de proef opnieuw ter bevestiging van deze voorlopige resultaten!
Biologische mengsels met vlinderbloemigen
In 2023 legden we de proef een eerste keer aan. Het eerste zaaimoment werd 8 september, kort na de oogst van zaaiui. Het tweede zaaimoment was 26 september. Voor elk proefobject werd één veldje gezaaid en de hoogst aanbevolen dosis werd gekozen (Tabel 1). De samenstelling van de mengsels varieerde van een beperkt aantal (drie) tot wel 18 vorstgevoelige soorten (Figuur 1). Bij de selectie uit het commerciële aanbod was hiervoor aandacht.
Daarnaast ging de interesse uit naar mengsels met een aantal gelijkaardige soorten. De mengsels waren verder voornamelijk biologisch beschikbaar en bevatten hoofdzakelijk ook een gedeelte vlinderbloemige soorten. Omdat de groenbemesters werden getest in rotatie met koolgewassen, die gevoelig zijn voor knolvoet, werden mengsels met kruisbloemigen andere dan bladrammenas vermeden (geen gele mosterd bv.). Het gebruik van rammenas staat echter ter discussie en verschillende zaaizaadbedrijven adviseren om deze soort uit voorzorg ook niet te kiezen wanneer kolen worden geteeld!
Drie weken later zaaien in september = een derde van de potentiële groei
Gemiddeld werd respectievelijk 1,7 en 0,5 ton/ha droge bovengrondse biomassa geproduceerd met de groenbemestermengsels bij middellate en late zaai (Figuur 2). Drie weken later zaaien, betekende half november dus een 1,2 ton/ha lagere gemiddelde opbrengst of een reductie tot minder dan een derde van de potentiële massa aan het einde van de nitraatresiducampagne.
Zowel bij middellate (>1,5 ton DS/ha) en late zaai (>0,5 ton DS/ha) konden drie mengsels het best groeien: Optima non labour plus bio, Öko Terra gold solara en Terralife solanum organic.
Bij het Terralife en het Öko mengsel domineerde bladrammenas telkens het beeld. Deze soort lijkt in teeltrotaties zonder kolen dan ook een interessante optie zuiver of in mengsel bij een zaai richting oktober. Bij het Optima mengsel was bij middellate zaai zowel phacelia en niger goed aanwezig, maar bij late zaai domineerde phacelia (Figuur 3 en 4). Phacelia lijkt voor teeltrotaties met kolen een interessante keuze tot zaai richting oktober. Niger is erg koudegevoelig, ontwikkelt het best bij zachte temperaturen en verdwijnt snel bij een koudeprik. Door de snelle groei bij dit en de andere mengsels lijkt het een waardevolle soort tot zaai half september.
Zowel bij middellate en late zaai stelden twee mengsels teleur: Feed cover en Camena GPS mengeling. Beide mengsels hadden mogelijk betere groeiomstandigheden nodig die vroeger in het seizoen voorkomen. De hoeveelheid Japanse haver die in het Feed cover mengsel (en ook bij enkele andere mengsels) aanwezig was, ontwikkelde te weinig biomassa. Dit geldt ook voor zomerhaver in het Camena GPS mengsel en in andere mengsels. Van de vlinderbloemigen (zomerwikke, erwt, Alex. Klaver) in deze mengsels was bij middellate zaai weinig aanwezig. Dit was mogelijk het gevolg van wildschade op de kleine proefoppervlakte en een té ondiepe zaai. De late zaai werd daartegenover direct met een omheining beschermd.
Bij middellate zaai groeiden de mengsels Groentemix, Terralife legufit organic en Optima non brassica duidelijk beter dan bij late zaai. Groentemix en Optima non brassica bevatten niger dat beter tot zijn recht komt bij een wat vroegere zaai (koude vermijden). Bij Terralife legufit groeide phacelia het best in vergelijking met de andere mengsels waarin het voorkwam.
Minder stikstofvastlegging en een groter nitraatresidu bij laat zaaien
De totale stikstof aanwezig in de mengsels was gemiddeld 99 en 22 kg/ha bij respectievelijk middellate en late zaai (bovengronds plantenmateriaal inclusief onkruid, zie Figuur 5). Bij een drie weken vroegere zaai werd bijna 4 keer meer stikstof vastgelegd. Stikstof die na vernietigen en inwerken van de groenbedekkers in de bodem potentieel voor een deel terug zou kunnen worden vrijgesteld voor de volgteelt door mineralisatie.
De trends in stikstofvastlegging liepen grotendeels gelijk met de verschillen in biomassa opbrengst. De grootste hoeveelheid was aanwezig bij de Öko Terra gold solara en Terralife solanum organic mengsels met gemiddeld 164 en 41 kg N/ha bij respectievelijk middellate en late zaai. Het Optima non labour plus bio mengsel die ook als een van de beste groeide maar waar phacelia in plaats van bladrammenas domineerde, legde naar verhouding wat minder stikstof vast.
Het nitraatstikstofresidu toonde algemeen een omgekeerd verband met de stikstofvastlegging door de groenbemester. Wanneer drie weken vroeger werd gezaaid, dan was het nitraatstikstofresidu half november gemiddeld 15 kg/ha of afgerond 40% minder in de 0-90 cm bodemlaag (24 vs. 39 kg/ha).
Verder stelden we ook nog het volgende vast:
- Bij middellate zaai was het residu duidelijk 25 kg/ha hoger waar het groenbemestermengsel niet goed gelukt was (Feed cover en Camena GPS mengeling) dan elders.
- Bij late zaai ontwaarde zich een trend tot een iets lager residu waar de groenbemester beter gelukt was (Öko Terra gold solara en Terralife solanum organic): gemiddeld 29 kg/ha nitraatstikstof t.o.v. 41 kg/ha bij de andere mengsels. Waar het Terralife N-fix 50 en het Optima non brassica mengsel gezaaid werd, was het residu onverwacht het grootst zonder directe aanleiding. Late zaai had ten slotte maar een beperkt effect meer op het residu.
Meer info?
jasper.vanbesien@inagro.be