Maagdarmwormen bij biologisch rundvee
Besmettingen met maagdarmwormen zorgen voor een niet te onderschatten economisch verlies door melkproductieverlies, groeiachterstand van het jongvee en de hoge behandelingskosten. Voor Vlaamse melkveebedrijven wordt het economisch verlies geraamd op 38 euro/koe/jaar. Voor biologische bedrijven blijft weidegang belangrijk. Besmetting met maagdarmwormen in de weide is daarom een aandachtspunt. In de Vlaamse rundveehouderij is de lebmaagworm Ostertagia ostertagi de meest voorkomende parasiet.
In het CCBT project ‘Knelpuntziekten in de biologische veehouderij’ worden manieren gezocht om schade door maagdarmwormen tot een minimum te beperken. De problematiek wordt in kaart gebracht via tankmelkscreening en op twee melkveebedrijven wordt een preventie- en behandelingsstrategie uitgewerkt.
Tankmelkscreening Ostertagia
Sinds enkele jaren is het relatief eenvoudig om via een analyse op antistoffen in de tankmelk een idee te krijgen van een parasitaire besmetting. In 2016 werd bij 14 Vlaamse bio-melkveebedrijven de tankmelk onderzocht op antistoffen tegen de lebmaagworm Ostertagia. Bij de helft van de bedrijven werd een ODR hoger dan 0,8 gemeten, wat overeenkomt met een productieverlies van meer dan 1 kg melk per koe per dag. (Vanaf een ODR van 0,5 mag een effect op de melkgift worden verwacht.)
Hoewel in de biologische melkveehouderij meer weidegang kan worden verwacht liggen de resultaten in lijn met de gangbare melkveehouderij.
Besmettingskans op de weide
Worminfecties in de lente zijn meestal afkomstig van overwinterde larven aanwezig in het weiland en zullen in het voorjaar actiever worden bij stijgende temperatuur. De weidebesmetting is in het voorjaar dus aanvankelijk hoog en neemt snel af naarmate de overwinterde larven afsterven onder invloed van een stijgende temperatuur.
Na besmetting zullen grazende dieren na 3 weken eieren beginnen uitscheiden, die pas tegen midden juli de het infectueuze stadium bereiken. Dit noemt men de mid-zomer opstoot die sterk weersafhankelijk is. In een natte zomer zal er vanaf midden juli een hoge weidebesmetting zijn. In een droge zomer zullen de larven in de mestflatten blijven waardoor kans op besmetting kleiner is. Deze zullen wel verspreiden vanaf het moment dat het terug regent, met hogere weidebesmetting in de herfst.
Naarmate de herfst vordert, zullen meer en meer opgenomen L3 larven na overgang naar het L4 stadium in de slaaptoestand gaan. Met als resultaat dat kalveren vele van deze L4 herbergen maar weinig volwassen wormen. Dit kan leiden tot klinische symptomen van de wormbesmetting in het daaropvolgende graasseizoen, als de geïnibeerde larven beginnen te ontwikkelen.
Luk Sobry (Wim Govaerts & co cvba) en Jo Vicca (Odisee)
Bijlage | Grootte |
---|---|
Maagdarmwormen bij bio rundvee.pdf | 1.32 MB |