Maakt intercropping bij kleinfruit ziekten en plagen meer beheersbaar?
Woensdag 16 oktober 2019 was er een eerste bijeenkomt in pcfruit om het 3-jarig project intercropping in kleinfruit toe te lichten (01/04/2019 – 31/03/2022). Intercropping is het simultaan telen van verschillende gewassen op 1 perceel. Het project onderzoekt of intercropping van bramen en frambozen ziekten en plagen meer beheersbaar kan maken. Hiervoor werden deze zomer framboos en braam aangeplant in volle grond. De helft werd aangeplant als intercropping en de andere helft als monocultuur framboos. Gedurende 3 jaar zullen we de ontwikkeling van plagen en ziekten opvolgen. Als plaag monitoren we de schimmel Botrytis cinerea in beide tunnels. Voor plagen volgen we de bonenspint Tetranychus urticae en verschillende luizen op. Voor de Aziatische fruitvlieg Drosophila suzukii gaan na of we kunnen werken met vangplanten als dead end plant of indicatorplant. Dit perceel is dit jaar ook omgeschakeld naar biologische teelt.
Achtergrond opzet van intercropping project
De interacties tussen ziekten en plagen en hun waardplanten zijn veel minder statisch dan wat lange tijd gedacht werd. Er is een voortdurende aanpassing en evolutie van de ziekten en plagen in functie van de soort en zelfs de variëteit. Er zijn talrijke praktijkvoorbeelden die dit illustreren: schurftgevoeligheid bij appelvariëteit Jonagold en spintgevoeligheid bij aardbeivariëteit Elsanta. De aanpassing en evolutie wordt getriggerd door de selectie van stammen van de plaag of ziekte die (soms subtiele) verschillen in natuurlijke afweersystemen van verschillende plantenvariëteiten en – soorten kunnen omzeilen. Dit zorgt voor een voortdurend selectieproces. Homogene monoculturen leiden dus tot aangepaste ziekten en plagen die een hogere “fitness” en graad van aanpassing ontwikkeld hebben. Hierdoor is de economische impact van ziekten en plagen voortdurend groter en wordt de controle ervan moeilijker. Omgekeerd geldt ook dat intercropping een rem kan zetten op snelle plaag- en ziekteontwikkeling waardoor (wanneer het nodig is) biologische of fysische controlemaatregelen meer effectief zijn. Top op heden zijn er geen studies gebeurd die de relaties onderzoeken in kleinfruit. Vandaar dat dit project werd opgestart om hier verder rond te bouwen.
Foto: Proefopzet: Links 4 rijen intercropping van 25 m (met 12.5 m intercropping rij om rij en 12.5 m intercropping in de rij); rechts 4 rijen monocultuur van 25 m framboos. Rood = framboos; Zwart = braam.)
Wat we gaan onderzoeken ?
- Inschatten of intercropping een remmende werking heeft op de verspreiding, de infectiegraad of de populatieontwikkeling van spint, Aziatische fruitvlieg en botrytis, die allen framboos en braam aantasten. Ook wordt het effect op bladluizen gemonitord.
- Via laboproeven bepalen of bepaalde parameters (fecunditeit, generatieduur, snelheid van sporulatie…) de ontwikkeling van ziekten en plagen remmen in intercropping.
- Het nemen van een jaarlijkse genetisch fingerprint om eventuele aanpassingen in het genoom van spint en botrytis aan te tonen en te linken aan de biologische wijzigingen die zich bij deze stammen hebben voorgedaan. Dit onderzoek zal gebeuren door de KU Leuven onder het team van Prof. Dr. Barbara De Coninck.
- Het vergelijken van deze verschillen in de genetische fingerprints met de verschillen die voorkomen in 2 biologische kleinfruitbedrijven. Het eerste is een zelfpluktuin met een regelmatige afwisseling van de frambozen en bramen, het andere is een bedrijf met grote oppervlakten van frambozen, waardoor de vergelijking erg relevant zou kunnen zijn.
- Nagaan of de genetische verschillen die voorkomen in de praktijkbedrijven kunnen gelinkt worden aan geobserveerde parameters die leiden tot een verminderde fitness van ziekten en plagen bij intercropping.
- Meten van de gevolgen van intercropping voor het plukrendement (kg/u) en de opbrengst (kg/plant) in vergelijking met een monocultuur.
- Onderzoeken of vangplanten in een tunnel een bijdrage kunnen leveren aan de controle van de Aziatische fruitvlieg door te fungeren als dead end trap plant of indicatorplant.
- Concluderen of de mogelijkheden van intercropping naar de reductie van de effecten van ziekten en plagen extrapoleerbaar zijn naar andere teelten.
- Inschatten van de mogelijke impact van intercropping op het resultaat van het inzetten van biologische of fysische gewasbeschermingsmiddelen.
Wanneer intercropping een aantoonbare en duurzame bijdrage kan leveren tot een verbeterde ziekte- en plaagbeheersing kan dit onmiddellijk toepasbaar zijn voor de teelt van kleinfruit. Tegelijk kunnen de conclusies ook geldig zijn voor andere bioteelten en voor specifieke gevallen zelfs voor de ipm fruitteelt. Heel boeiend project dus! Wordt zeker en vast vervolgd.
Meer info?
Renske Petré
Tel: 011 69 70 80
E-mail: renske.petre@pcfruit.be