Monitoren van plagen en nuttigen in de serre: tips en trics
Herkennen van plagen én nuttigen is dé basis van een efficiënt monitoringssysteem. Op heel wat bedrijven wordt er reeds gemonitord via vangplaten. Maar wat met de plagen zoals spint, bladluizen, … . Ook het monitoren van nuttigen blijkt een belangrijke meerwaarde te hebben. Reden genoeg voor 4 praktijkcentra om begin 2015 een viertal workshops te organiseren waarin telers, teeltmedewerkers en geïnteresseerden wegwijs werden gemaakt in de wereld van de plagen en natuurlijke vijanden in de serres. Hieronder enkele belangrijke tips…
Kijken is weten
1) Monitor ook nuttigen!
Het herkennen van plagen en nuttigen is de eerste stap om na te gaan in hoeverre er een natuurlijk evenwicht aanwezig is in de serre. Vandaag wordt er nog te vaak enkel naar de aanwezigheid van plagen gekeken om te beslissen of er eventueel een correctiebehandeling dient uitgevoerd te worden. De rol van de nuttigen wordt vaak nog te weinig in beschouwing genomen.
Vb. Zelfs op eenvoudige lijmplaten voor witte vlieg kan je ook volwassen individuen van Macrolophus terugvinden. Deze extra telling is een kleine moeite en biedt veel meer informatie omtrent de biologische bestrijding.
2) Lijmplaten als instrument
Gele lijmplaten kunnen algemeen gebruikt worden, blauwe zijn dan weer enkel nuttig voor trips. Hang de lijmplaten 15 cm boven het gewas en vernieuw deze tijdig. De optimale dichtheid voor het hangen van lijmplaten bedraagt 1 lijmplaat per 200-400m². Deze vangen insecten weg, maar geven je tevens informatie over de schadedrempel.
3) Monitor gericht in het gewas!
Spint bevindt zich meestal in de bovenste 4 tot 5 bladeren van het gewas. Bij witte vlieg zijn de ei-afzettingen en de volwassenen in de kop terug te vinden; midden in het gewas vind je de larvale stadia, en onderaan heb je te maken met volwassen exemplaren en poppen.
4) Breng de druk van de plagen en de populatie van de nuttigen in beeld in je kas!
Als je een schematische weergave maakt van de aanwezigheid van plagen en nuttigen in je kas kan je gerichter en vaak ook meer gedoseerd je natuurlijke vijanden uitzetten.
Foto: Gridchart
5) Hoe krijg je een grote Macrolophus populatie?!
Vroeg uitzetten is de boodschap. Het is een fabeltje om te beweren dat Macrolophus niet ontwikkelt tijdens donkere wintermaanden in je kas. De ontwikkeling van Macrolophus hangt niet af van licht, maar wel van temperatuur.
Eenmaal uitgezet is het belangrijk deze nuttige bij te voederen met Ephestia (eitjes van de meelmot) of Artemia (= pekelkreeftjes), of een mengeling hiervan. Een bijvoedering van 6 à 7 weken is ideaal.
6) Wees toch alert bij het uitzetten van nuttigen!
Bij het uitzetten van natuurlijke vijanden kan echter ook hyperparasitering optreden. Hierbij wordt voornamelijk de biologische bestrijding van bladluizen met sluipwespen verstoord door secundaire sluipwespen, die de primaire sluipwespen parasiteren. Een te grote populatieopbouw van bepaalde nuttigen zoals bv. Macrolophus kan tevens je gewas en vruchten schaden.
Informatie workshop nu beschikbaar via websites
Heeft u de workshops gemist maar wenst u de presentatie te bekijken? Dat kan! Geïnteresseerden kunnen de presentaties van de workshops terugvinden op de websites van de deelnemende proefcentra. Later dit seizoen zal in aansluiting bij verschillende “begeleide bezoeken” en studienamiddagen dieper ingegaan worden op het nut van monitoringssystemen, zoals het principe van gridcharts.
PCG: http://www.pcgroenteteelt.be/nl-nl/Actueel-nieuws/cursus-herkennen-van-plagen-en-nuttigen
Auteurs: J Dewitte, PCG; J Audenaert, PCS; R Moerkens, PCH; E Berckmoes, PSKW
Justine Dewitte