NKG op kleinschalige groentebedrijven: verslag van een boeiende bijeenkomst
In het kader van het CCBT-project ‘Niet kerende grondbewerking in Vlaamse biologische landbouw’ organiseerde Inagro een studieavond omtrent niet-kerende grondbewerking op kleinschalige biologische groentebedrijven. Deze studieavond ging door op het veld van Michiel Van Poucke (Wijveld) in Destelbergen. We nodigden voor deze bijeenkomst ook ervaringsdeskundige Stefan Muijtjens uit. De bioboeren waren talrijk en de interesse groot.
Wisselende ervaring met niet-kerende grondbewerking
Uit het rond(je) waar we de avond mee begonnen bleek dat op meer dan de helft van de bedrijven inderdaad niet wordt geploegd, deels om praktische redenen deels uit overtuiging. Iemand gaf aan na enkele jaren met de Ecodyn gewerkt te hebben dat hij toch terug liever ploegt. Sommigen ploegen om het land onkruid vrij te krijgen of om proper en gemakkelijk bedden te kunnen aanleggen. Wel is op alle bedrijven een frees aanwezig. Vaak wordt ook nog gewerkt met een spitfrees voor diepere bewerkingen. Een van de aanwezigen gaf wel aan eerst naar zijn bodem te gaan kijken vooraleer de spitfrees in te zetten.
De interesse in niet-kerende bodembewerking is bij alle aanwezigen groot. Sommigen zoeken in niet-kerende bodembewerking een methode om (snel) de bodemvruchtbaarheid te kunnen verhogen. Het is in elk geval een zoektocht naar een evenwichtig systeem en het is duidelijk dat dit voor elk bedrijf anders is, zowel bodemtype, de voorgeschiedenis van je perceel als je eigen ingesteldheid lijken hier een grote invloed te hebben.
Spitten of ploegen?
Het voordeel van spitten in vergelijking tot ploegen is dat bed per bed kan worden bewerkt en klaargelegd. Ook kan op die manier het systeem van vaste bedden of vaste sporen worden aangehouden waardoor verdichting in het plantbed systematisch vermeden wordt. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat het plantbed minder intensief dient bewerkt te worden. Bovendien wordt opgemerkt dat elke bewerking die men uitvoert (zowel spitten als ploegen) de capillariteit van de bodem verbreekt. Voor Michiel was dit een extra aandachtspunt aangezien beregenen slechts beperkt mogelijk is op zijn perceel. Een goede capillariteit zorgt automatisch voor een betere waterhuishouding. Zo weinig mogelijk bodembewerkingen (in zijn geval zo weinig mogelijk spitten) werd hierdoor des te belangrijker.
Past stalmest in een systeem van niet-kerende grondbewerking?
Michiel stelt zich tevens de vraag of stalmest eigenlijk wel past in een systeem met niet-kerende grondbewerking. Omwille van een zekere hygiëne in de zelfpluktuin lijkt het immers aangewezen mest zo goed mogelijk in te werken. Compost daarentegen stoort minder als die aan de oppervlakte blijft liggen. Stefan Muijtjens geeft echter aan dat mest best gewoon bovenop wordt gegeven en niet dient ondergewerkt te worden. Om te zorgen dat deze voldoende inwerkt en ter beschikking komt van de planten dient men dan wel tijdig te bemesten. Ook stalmest enkele maanden laten voorverteren door deze met een mestkar op een hoop te voeren zorgt ervoor dat de mest nadien beter verdeelt.
Hoeveel tanden op je cultivator?
Het aantal tanden dat je vastetand cultivator nodig heeft is afhankelijk van de grondsoort en de bewerkingsdiepte. Voor een zware bodem is een tand per 75 cm voldoende, op lichtere grond is dat een tand per 50 cm. Best is te werken met een kleine voet of zelfs enkel beitels. Een brede ganzevoet op een diepe tand zorgt voor versmering en vorming van een storende laag. Over het nut van een vaste tand dan wel een trillende tand (zoals de Actisol) zijn de meningen enigszins verdeeld. Een trillende tand heeft het voordeel dat de grond tussen de tanden beter breekt.
Belang van groenbemesters?
Foto: Een combinatie van Japanse haver met Alexandrijnse klaver als groenbemester.
Verder in de discussie merkte iemand op ‘Hoe dieper je bewerkt, hoe dieper je kapot rijdt’. Dit was voor hem dan ook een reden om zoveel mogelijk voor groenbemesters te kiezen. Groenbemesters zorgen voor een goede bodemstructuur en leveren bovendien extra stikstof in de volgteelt.
Enkele eenjarige klavers die kunnen worden ingezet zijn Alexandrijnse of Perzische klaver. Deze bieden het voordeel dat ze in de winter kapotvriezen waardoor deze in het voorjaar minder problemen geven om onder te werken. Alexandrijnse klaver zorgde bij Michiel echter voor onkruidproblemen. Ook met zomergerst en haver zijn goede ervaringen. Rogge en luzerne daarentegen hergroeien sterk in het voorjaar en zijn moeilijker kapot te krijgen.
In fijne teelten heeft men toch nog regelmatig problemen bij het schoffelen met groenbemesters die niet voldoende werden ondergewerkt. Een oplossing hier kan zijn om te schoffelen met een half schoffelmes. Hierdoor wordt het onkruid en de achtergebleven resten van groenbemesters uit de plantenrij geduwd. Wanneer eerder aanaardend geschoffeld wordt, worden de vodden in de rij geduwd en worden de kleine plantjes verdrukt.
To frees or not to frees?
De finale vraag van de avond was of een frees kan passen in een systeem van niet-kerende grondbewerking? In principe is er geen enkel bezwaar om een frees te gebruiken op voorwaarde dat je ze ondiep (6 – 7cm) inzet. Het bodemleven herpakt zich hier dan snel. Bovendien is het minder schadelijk om 1 werkgang met een frees uit te voeren dan deze te vervangen door een cultivator wanneer je dan 5 werkgangen nodig zou hebben voor hetzelfde resultaat.
Een mogelijk alternatief voor een frees is de VSS. Dit is een machine die bestaat uit tweemaal achter elkaar een combinatie van ganzevoeten met een breekrol. Echter deze machine bestaat bij ons momenteel enkel in 3m werkbreedte. Vanhoucke of Verstraeten bieden een machine aan met 2 kooirollen met ertussen 1 rij schoffels. Ook hier zijn reeds positieve ervaringen mee.
Foto: De VSS: met de ganzevoeten wordt de zode oppervlakkig losgemaakt, de rollen slaan de zode los zodat deze kan uitdrogen.
Dit is slechts een korte samenvatting van een rijk gevulde avond. Verder op de avond werd druk nagepraat en bijgepraat tussen collega bioboeren.
Annelies Beeckman
annelies.beeckman@inagro.be
TEL 051 27 32 51