Operationele groep – mobiele slachteenheid
Het project “mobiele slachteenheid” heeft in de voorbije maanden vooral gefocust op de financiële aspecten en de organisatorische uitvoering. We geven een korte stand van zaken.
(Klik hier voor een afdrukbare pdf versie van het artikel)
Samen met Hogeschool Odisee en het Waalse Nature & Progrès volgen we 3 verschillende sporen. Eerst en vooral concretiseren we een MSE voor pluimvee. Daarnaast zoeken we nog naar de meest haalbare oplossing voor het slachten van runderen op de boerderij. Hier onderzoeken we 2 alternatieven: het eerste is het doden van het rund op de boerderij en de verdere afhandeling in een regulier slachthuis. Het 2e alternatief is het volledige slachtproces in een mobiele eenheid.
Bij het ontwikkelen van een mobiele slachteenheid zijn er talrijke aspecten die bestudeerd moeten worden en waarvoor oplossingen moeten gevonden worden. Je kan de verschillende facetten in 4 groepen verdelen:
- technisch
- reglementair
- financieel
- organisatorisch
1. Technisch
Het was vrij snel duidelijk dat een MSE voor pluimvee technisch gezien haalbaar is. De benodigde infrastructuur is beperkt in grootte en gewicht en past in een grotere bestelwagen of aanhangwagen. Een Italiaanse fabrikant biedt een model aan in een container die via een haaksysteem op een vrachtwagen kan getrokken worden. Deze is 2,5 meter breed en afhankelijk van het model tussen 3 en 7 meter lang.
Figuur: Grondplan voor een MSE voor pluimvee (bewerkt o.b.v. FAZA-IT)
We onderzoeken de mogelijkheid om een MSE voor pluimvee te bouwen met verwijderbare toestellen. We vroegen verschillende offertes aan constructeurs en leveranciers van toestellen en toebehoren.
In een aanvangsfase leek een MSE voor rundvee technisch gezien moeilijk te verwezenlijken. Knelpunt was vooral de grote hoogte die nodig is om een rundskarkas op te takelen. Uiteindelijk werd de oplossing gevonden in het hydraulisch verhogen van het dak van de MSE en het verlagen van een deel van de vloer. Bij het rijden worden vloer en dak opnieuw in de compacte rijpositie gebracht. Het Finse Kometos bouwde eerder een mobiele slachtinrichting voor runderen in opdracht van het Zweedse bedrijf Hälsingestintan. Deze inrichting is reeds enige tijd operationeel. Het bedrijf Kometos wordt in België vertegenwoordigd door de firma Coppin uit Oostende. Uit overleg met Kometos konden we alvast opmaken dat het mobiel slachten van runderen (en schapen) praktisch gezien haalbaar is.
Figuur: MSE met capaciteit voor het slachten van 8 à 10 runderen/dag of 35 à 40 schapen/dag (bron: www.kometos.com)
We onderzoeken ook de mogelijkheid om het rund op de boerderij te doden en de verdere afhandeling in een regulier slachthuis uit te voeren. Deze praktijk wordt reeds enige tijd toegepast in Zwitserland (geen EU-lidstaat!!) en Duitsland. Ook in Nederland is sedert begin 2019 een ‘mobiele dodingsunit’ (MDU) actief (https://www.mobielslachthuis.nl/ ). Het dier wordt in principe in een box geklemd, verdoofd, gekeeld en verbloed. Het dode dier wordt dan binnen een tijdspanne van 45’ naar een regulier slachthuis gebracht waar de verdere afhandeling gebeurt.
2. Reglementair
We hadden reeds meerdere overlegmomenten met o.a. FAVV, OVAM en het Omgevingsloket. Hieruit blijkt dat de reglementering vooral ingewikkeld is en niet op maat van een MSE. Toch lijkt het er op dat een MSE binnen het huidige reglementaire kader haalbaar is. We geven een kort overzicht van enkele belangrijke aspecten:
- om vlees te kunnen verkopen in een winkel of aan een restaurant is een veterinaire keuring van het vee vereist vóór en na de slacht. Vooral de kost die hiermee gepaard gaat is een knelpunt. Bij de thuisslacht van kleine aantallen pluimvee voor directe verkoop aan consumenten is deze keuring ante en post mortem niet nodig en zijn er dus ook geen keurkosten.
- we hadden overleg met OVAM over de omgang met het slachtafval (pluimen, bloed, ingewanden …). Rendac kan hier een oplossing aanreiken die echter wel relatief duur is.
- we bekeken de problematiek van de omgevingsvergunning. Omdat de Vlaamse reglementering voor mobiele installaties nog niet werd vastgelegd, gingen we na of we voor elke individuele site een omgevingsvergunning kunnen verkrijgen. Bij wijze van proef dienen we nu één aanvraagdossier in voor één pluimveebedrijf.
Een ‘mobiele dodingsunit’ (MDU) kan in principe enkel gebruikt worden voor dieren die niet ‘transportwaardig’ zijn (bv. een rund met een gebroken poot). In april 2019 stelde Duitsland de vraag aan de EU Commissie of de MDU legaal is. Een expertgroep van de EU Commissie onderzoekt nu of dit het geval is en heeft een antwoord beloofd tegen einde september. Indien een MDU niet legaal zou zijn, wil de EU Commissie nagaan of het in de toekomst wel gelegaliseerd kan worden. Dit legaliseringsproces is wellicht wel van lange adem.
3. Financieel
De praktische uitvoering van een MSE die rekening houdt met alle reglementaire aspecten is vrij kostelijk. Voor een MSE voor pluimvee rekenen we tussen de 80.000 en 120.000 euro investeringskosten. Voor een MSE voor rundvee wordt gerekend tussen de 650.000 en 800.000 euro (8 à 10 runderen/dag). Daarnaast zijn er de operationele kosten.
We maakten verschillende scenario’s en onderzochten de financiële gevolgen voor elk scenario. Algemeen lijkt het er op dat beide MSE’s (rund- en pluimvee) financieel haalbaar zijn mits er voldoende dieren worden geslacht op jaarbasis en per slachtlocatie. Om na te gaan of dit in de praktijk haalbaar is, werd ook nagegaan wat de potentiële vraag is in de markt om een MSE te gebruiken. Hiervoor maakten we een enquête die verstuurd werd naar veehouders. Ook op AgriFlanders hebben we naar de interesse van veehouders gepeild. Uit deze enquête blijkt dat er in Vlaanderen waarschijnlijk onvoldoende vraag is om gebruik te maken van een MSE. Maar samen met de vraag in Wallonië (enquête van Nature & Progrès) blijkt dat de vraag op Belgische niveau wel ruim voldoende is, misschien zelfs voor meerdere MSE’s.
Per slachtlocatie werd bij een MSE voor pluimvee uitgegaan van het slachten van 250 à 300 dieren. Dit lijkt in vele gevallen haalbaar. Voor runderen daarentegen lijkt de typische vraag per slachtdag van 1 à 2 runderen vaak onvoldoende om de MSE rendabel te laten functioneren. Uit simulaties blijkt dat 5 à 6 runderen per dag en per locatie nodig zijn om uit de kosten te komen. Om dit op te lossen onderzoeken we nu een slachtlijn voor minder dieren per dag en per locatie.
4. Organisatorisch
We overlegden met een groep pluimveehouders om te zien hoe we de MSE organisatorisch willen aanpakken. Na een gesprek met een consulent van Innovatiesteunpunt bleek er toch enige twijfel over het opzetten van een coöperatieve structuur. Als mogelijk alternatief is een samenwerking met een privé-investeerder. We gingen hierover in gesprek met ITC/Intracomp en met Euro Meat Group. Vooral ITC/Intracomp lijkt geïnteresseerd, terwijl Euro Meat Group een MDU meer haalbaar acht.
5. Vervolg
Uit de gesprekken met FAVV, OVAM en het Omgevinsgloket lijkt de regelgeving moeilijk, maar niet onhaalbaar. We willen de concepten voor de MSE in detail uitwerken en beschrijven in een kwaliteitshandboek. Op basis van deze detailbeschrijvingen willen we het gesprek met de reglementaire instanties verder aangaan en eventuele tekortkomingen oplossen.
In augustus willen we een overlegmoment organiseren tussen alle actoren en ITC/Intracomp.
Meer informatie:
Paul Verbeke
paul.verbeke@bioforumvl.be
0497 42 93 68