Ritnaalden beheersen vergt een doordachte meerjarige aanpak
Op percelen waar ritnaalden in de grond aanwezig zijn, is er risico op schade aan gewassen door deze larven. In het voorjaar vreten ze aan de wortels of stengels van jonge planten en in het najaar beschadigen ze vooral knollen, bollen of wortels van oogstrijpe gewassen. Als oplossing is er helaas geen 'beste beheersingspraktijk' die voor alle percelen geldt. In dit artikel geven we alvast mee welke beheersingsopties je in een meervoudige aanpak kan overwegen.
Ritnaalden vormen een complex probleem in zowel tijd als ruimte, waardoor er veel variatie optreedt tussen percelen, maar ook op hetzelfde perceel. Een populatie bestrijden of in belangrijke mate onderdrukken, kan je daarom niet in één jaar of met één enkel middel. Voor een effectieve beheersingsstrategie zet je over een langere termijn in op meerdere preventieve maatregelen die schade aan je teelt en/of populatieopbouw van ritnaalden op het perceel helpen beperken. Welke maatregelen je kan toepassen en welk effect je kan bereiken, hangt af van je teeltrotatie en management op het perceel.
Bepaal eerst het risico en de oorzaken op jouw perceel
Een eerste belangrijke stap bij het opmaken van je beheersingsstrategie, is het schaderisico op je perceel inschatten. Hiervoor zijn deze hulpmiddelen ontwikkeld: een monitormethode met lokvallen en een online voorspellingsapplicatie. In deze blog die we dit voorjaar publiceerden, lees je meer over de risicofactoren en hoe je zelf of met de hulp van inagro ritnaalden kan bemonsteren op je perceel.
In de afgelopen drie jaar onderzochten de Nationale Proeftuin voor Witloof, Inagro, Hooibeekhoeve en ILVO welke factoren bepalend zijn voor de opbouw van een schadelijke populatie ritnaalden op een perceel. Een uitgebreide data-analyse en modellering door het onderzoeksteam leidde uiteindelijk tot de ontwikkeling van een model dat de kans op ritnaalden in een perceel kan voorspellen. We integreerden dit model in een webapplicatie. In de applicatie kan je een voorspelling maken voor een perceel dat je op kaart aanklikt. Hiervoor moet je enkele essentiële bodemparameters (textuur, OS en pH) van het perceel, de teelthistoriek van de voorbij 5 jaar en de teelt in het huidige jaar aanvullen. Neem bij het testen in acht dat het gaat om een eerste gebruiksversie die we nog verder willen verbeteren en valideren.
Is het duidelijk dat er op je perceel een hoog risico is op schade, plant of zaai dan geen gevoelige gewassen. Aardappelen, uien, sla, bataat en witloofwortelen zijn in dit geval te mijden. De gewasrotatie op het perceel is namelijk de belangrijkste factor die bepalend is voor het schaderisico. Aanpassingen in het teeltplan moet je daarom als sleutelelement in de preventieve aanpak beschouwen.
Effect van bodembewerkingen
De timing van bepaalde bodembewerkingen, die samenhangt met de gewasrotatie op het perceel, kan een belangrijke rol spelen in het verstoren van gevoelige stadia in de levenscyclus van ritnaalden. Grondbewerkingen na wintergerst zijn bij voorbeeld goed getimed om eitjes of pas ontluikende larven te reduceren door uitdroging of blootstelling aan predatoren. In mei en juni leggen de volwassen kniptorren namelijk de meeste eitjes af. Dit gebeurt bij voorkeur in gras of granen.
Ploegen in het voorjaar is de beste keuze als grondbewerking voor zaai om schade in het begin van de teelt te beperken. Een driejarige veldproef door de Hooibeekhoeve op een maïsperceel toonde dit aan. Naast ploegen kon ook spitfrezen of spitten de ritnaaldendruk in het voorjaar op het proefperceel verlagen. Niet-kerende grondbewerkingen daarentegen toonden duidelijk een hoger risico op ritnaalden in de bovenlaag van het zaaibed.
Zaai je maïs op gescheurd grasland, dan kan je schade vermijden door het gras minder dan één maand voor zaai onder te ploegen. Het ondergeploegde gras zorgt voor een grote aantrekkings- en voedselbron voor de ritnaalden op 20 à 30 cm in de grond. Als de weide eerst wordt vernietigd, met een herbicide of mechanisch, dan is de aantrekking en voedingswaarde van het gras minder en het risico op schade aan het gezaaide gewas in de bovenlaag dus hoger. Het risico zal ook terug toenemen naarmate het gras in de grond meer verteerd is. Dus in een volgteelt van aardappelen is er in het najaar wel risico op schade.
Teeltperiode aanpassen
Door het zaai- of planttijdstip of je rassenkeuze zo aan te passen dat de gevoelige gewasstadia niet samenvallen met de periode waarin de ritnaalden actief zijn in de bovenlaag, kan je schade aan de teelt beperken. De actieve periode van ritnaalden in het voorjaar kan van april tot begin juli duren. Wintergranen kan je op risicopercelen dus best zo vroeg mogelijk zaaien, zodat ze in het voorjaar al goed ontwikkeld zijn en beter bestand zijn tegen schade. Op risicopercelen die in het najaar zijn geploegd of niet-kerend worden bewerkt, zaai je de maïs best zo laat mogelijk om vooraf nog enkele oppervlakkige grondbewerkingen te kunnen uitvoeren. Ook andere bodeminsecten zoals emelten, kan je hierdoor reduceren.
In het najaar loopt de schadeperiode van eind augustus tot oktober. Plant je aardappelen op een risicoperceel, kies dan voor een vroegrijp ras dat kan geoogst worden voor de ritnaalden veel schade kunnen aanrichten.
Lokplanten zaaien tussen de teelt
Een aantrekkelijke waardplant zaaien tussen het hoofdgewas is een strategie die voor ritnaalden in meerdere onderzoeken en teelten is uitgetest. Gerst blijkt een goede lokplant te zijn die je in maïs tussen de rijen kan zaaien. Proeven in Frankrijk toonden aan dat je hiermee de schade in het hoofdgewas met de helft kan reduceren.
Foto: Maïs waarin gerst is gezaaid als lokplant voor ritnaalden (Proefperceel Inagro, juni 2016).
Biofumigatie
Biofumigatie bekom je door het telen van specifieke kruisbloemige soorten of mengsels als groenbemester en die onder de juiste omstandigheden en timing te verhakselen en in te werken. Door deze groenbemesters fijn te hakselen worden de glucosinolaten in het gewas omgezet naar giftige isothiocyanaten. Laboproeven hebben een afdodend effect van deze stoffen aangetoond op (bepaalde soorten) ritnaalden. Veldproeven tonen zeer variabele resultaten maar in enkele proeven konden effecten worden aangetoond op de aanwezige populatie ritnaalden of schade veroorzaakt door ritnaalden in het volggewas. In Vlaanderen voerden Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant en Hooibeekhoeve proeven uit in 2017 en 2018.
Met het oog op een effect van biofumigatie op ritnaalden, kan je de groenbemesters inzaaien in de zomer om in te werken in september, uiterlijk begin oktober. Dat is mogelijk na een gewas dat vroeg wordt geoogst. Het uiteindelijk effect van de biofumigatie is van heel veel factoren afhankelijk, o.a. de hoeveelheid biomassa, de omstandigheden bij inwerken, de mate waarin het gewas wordt fijngemaakt, de tijd tussen hakselen en inwerken,… De techniek vergt dus wel enige ervaring. Als besluit kunnen we stellen dat biofumigatie op zich geen trefzekere oplossing biedt tegen ritnaalden, maar als deel van een IPM-strategie kan het wel bijdragen in de beheersing.
Foto: Machines voor het hakselen en onderwerken van de biofumigatie groenbemester en vervolgens voor het dichtrollen van grond om het gevormde isothiocyanaat gas te laten inwerken. (Proef Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant, 29 augustus 2017)
Biopesticiden
Voorlopig zijn er nog geen middelen voor gebruik in bio erkend. In de proeven die werden uitgevoerd in het kader van het onderzoeksproject (2015 – 2018), zijn wel enkele biopesticiden getest. Een middel op basis van een insectenparasitaire schimmel toonde in de verschillende jaren een reducerende trend in het effect op de ritnaalden aantasting, maar verder onderzoek naar een verbeterde toepassing is nodig.
Meer info?
Femke Temmerman
Tel: 051 27 32 53
E-mail: femke.temmerman@inagro.be