Ritnaalden in uw perceel?
Het opwarmen van de bodem heractiveert tal van bodeminsecten na een periode van winterrust of trage groei. Een aantal van hen kunnen in het voorjaar schade aan jonge gewassen veroorzaken. Zo ook ritnaalden, één van de meest gevreesde bodemplagen in diverse teelten waaronder maïs, witloof, bieten en aardappelen. Heeft u als landbouwer in het verleden reeds problemen gekend met ritnaalden op één of meerdere percelen? Inagro, de Nationale Proeftuin voor Witloof en het Landbouwcentrum voor Voedergewassen zijn op zoek naar probleempercelen voor monitoring in het kader van een nieuw onderzoeksproject.
Ritnaalden, ook wel koperwormen genaamd, zorgen in Vlaanderen voor economische schade aan verschillende gewassen. In het voorjaar tasten ze het ondergrondse deel van stengels aan wat kan leiden tot plantuitval. In het najaar vreten ze gangen in knol- of bolgewassen met kwaliteits- en opbrengstverlies als gevolg. Curatieve bestrijdingsmogelijkheden voor deze bodembewonende larven zijn er niet. Schade door ritnaalden kan enkel vermeden worden door middel van preventieve maatregelen of het vroegtijdig, gericht inzetten van bestrijdingsmiddelen. De toegelaten chemische middelen in de teelt van aardappelen, maïs en witloofwortelen zijn echter beperkt en de effectiviteit van de huidige erkende toepassingen is vaak ontoereikend.
Populaties van ritnaalden bouwen zich op in percelen met een recente voorgeschiedenis van gras(klaver) of graan. De laatste jaren stelt men toenemende problemen vast door ritnaalden, zowel in de gangbare als in de biologische teelt. Daarom starten de Nationale Proeftuin voor Witloof, Inagro, het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV) en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) dit jaar een nieuw vierjarig onderzoeksproject. De vier Vlaamse onderzoekscentra willen hierin ritnaalden letterlijk onder de loep nemen. Het bemonsteren van ritnaalden in de bodem gebeurt met lokvallen van kiemende maïs- en tarwezaden. Naast de larvestadia zullen ook de adulte kevers, kniptorren genaamd, worden bemonsterd met behulp van feromoonvallen. De betrokken praktijkcentra beogen jaarlijks een veertigtal percelen verspreid over heel Vlaanderen te monitoren gedurende het project. De resultaten van deze monitoring vormen de basis om meer te leren over de aanwezigheid van ritnaalden op de percelen, de schadelijke soorten en hun vraatactiviteit aan gewassen gedurende het seizoen. Daarnaast zal ook de uiteindelijke schade op de percelen geëvalueerd worden in relatie tot de vangsten en de omgevings- en perceelsgebonden factoren die daarbij een rol kunnen spelen.
Het uiteindelijk doel van het project is te komen tot een instrument waarmee de landbouwer voor elk specifiek perceel het risico op schade door ritnaalden kan inschatten. Op basis daarvan zal hij aanbevelingen en advies krijgen over de mogelijke beheersmaatregelen.
- Christel Van Ceulebroeck (projectcoördinator), Nationale Proeftuin voor Witloof vzw
Christel.vanceulebroeck@vlaamsbrabant.be of 016/21 37 56 - Femke Temmerman, Inagro - afdeling biologische productie femke.temmerman@inagro.be of 051/27 32 53
- Kürt Demeulemeester, Inagro - afdeling akkerbouw kurt.demeulemeester@inagro.be of 051/27 32 42
- Gert Van De Ven, Landbouwcentrum voor Voedergewassen vzw
gert.vandeven@provincieantwerpen.be of 014/85 27 07