Van irrigatie tot groenbemesters: hoogtepunten van het Proefveldbezoek (bio)bloemen
Er was heel wat belangstelling voor het proefveldbezoek (bio)bloemen dat plaats vond op 31 juli te Destelbergen. De onderzoekers van Viaverda gaven er toelichting bij de lopende proeven en projecten.
Irrigatie in de zomerbloemen en gebruik van eenvoudige bodemvochtsensoren
De vele neerslag van de voorbije maanden deed diverse gewassen al extreme groeihoogtes aannemen. In drogere teeltomstandigheden kan het van belang zijn om zomerbloemen te irrigeren om deze voldoende aan de groei te houden en te vroege bloei, met korte stengels, te voorkomen.
Afgelopen jaren kregen we steeds vaker te maken met extreme weersomstandigheden tijdens het groeiseizoen, zoals langdurige droogte en hittegolven. Droogte heeft duidelijk een economische impact op openluchtsierteeltbedrijven, aangezien de externe kwaliteit van het sierteeltproduct sterk afhankelijk is van het klimaat. Binnen het OrnAqua-project heeft men als doelstelling de ontwikkeling van een nieuw referentiekader voor irrigatie om de siertelers praktisch toepasbare methodes aan te reiken om op hun bedrijf gerichter water te geven en om aanbevelingen te formuleren naar de telers die deze stap overwegen.
Onderzoeker Paulien De Clercq lichtte hier een project toe dat focust enerzijds op geoptimaliseerde teelttechnieken en nieuwe technologieën om te beslissen wanneer irrigatie wenselijk is. Er wordt ook gekeken hoeveel water nodig is in 4 typeteelten: de hybride teelt van potchrysant, de teelt van laanbomen met lage plantdensiteit, de teelt van bosplantsoen met hoge plantdensiteit en de teelt van zomersnijbloemen. Deze beslissingen zullen gebaseerd worden op de verdamping van het gewas en kritische zuigspanningen in de bodem die een economische schade berokkenen. Deze waarden worden bekomen via plant- en bodemsensoren en modellen. De meest geschikte sensoren en modellen voor irrigatie-aansturing in vollegrondssierteelt worden geselecteerd.
Anderzijds wordt er ook gefocust op praktische droogte-mitigerende teelttechnieken die kunnen toegepast worden op bedrijven die (nog) niet overgaan tot irrigatie of bedrijven die al irrigeren maar de irrigatiebehoefte willen verminderen. De mogelijkheden van biostimulanten, wetting agents, mulchen,… om droogtestress te remediëren worden bekeken.
Een proef met zomerbloemen, Antirrhinum en Veronica, werd opgestart dit voorjaar. Daarbij is één behandeling zonder irrigatie en één behandeling waar met behulp van T-tape wordt geïrrigeerd volgens het bodemwaterbalansmodel van Bodemkundige Dienst van België. Dit model simuleert het bodemvocht voor de komende dagen op basis van gewasverdamping, bodemkarakteristieken en weersgegevens. Zo kan geïrrigeerd worden volgens de plantbehoefte. Dit model zal verder geoptimaliseerd worden voor deze teelten binnen dit project. Met behulp van Teros 10 bodemsensoren die op 15 cm diepte werden aangebracht wordt het bodemvocht (volume %) continu geregistreerd. Deze sensoren creëren een elektromagnetisch veld in de bodem. De mate waarin waterdeeltjes met dit veld interfereren wordt gemeten en gelinkt aan het vochtgehalte. Het effect van wel en niet irrigeren wordt opgevolgd voor de gewasontwikkeling, kwaliteit en houdbaarheid van de geoogste bloemstengels. Doordat irrigatie pas midden juli werd opgestart, konden nog geen effecten waargenomen worden.
Gebruik van verschillende afdekmaterialen
Onkruidbeheersing is in de biologische teelt van bloemen een uitdaging en handmatig wieden is heel arbeidsintensief. Zeker wanneer steundraden worden gebruikt om de bloemen beter rechtop te laten groeien, wat bij de huidige weersomstandigheden nuttig blijkt, is wieden een echte uitdaging vertelde Liesbet Blindeman. Door het gebruik van antiworteldoek met plantgaten, biofolie of organische afdekmaterialen kunnen hier heel wat werkuren worden uitgespaard. De folie of mulchlaag vormt een fysische barrière die ervoor zorgt dat kieming van aanwezige onkruidzaden verhindert wordt. Ook beschermt deze laag tegen verdamping van bodemvocht en zal er minder snel moeten overgegaan worden tot irrigatie.
Het gebruik van mulchlagen zorgt ook voor toename van organische stof in de bodem. Op ons proefperceel ging het % koolstof in de bodem op 5 jaar tijd van 1,2% naar 1,6 à 1,8% door gebruik van mulch. Materialen die in de laatste proef met pioenen werden gebruikt zijn stro, bladmulch van populier en wilg en houthaksel al dan niet gecombineerd met groencompost. Het gebruik van houthaksel zorgt voor de beste onkruidonderdrukking, maar nadeel is de hoge C/N-verhouding van het materiaal. Deze waarde is >100 en bij materialen met C/N verhouding hoger dan 30 komt het bodemleven stikstof tekort voor deze afbraak en wordt er stikstof opgenomen uit de omgeving. Deze stikstof is dan tijdelijk niet beschikbaar voor de planten tot het bodemleven opnieuw afsterft. Voor grasmulch, groencompost en bladmulch is de C/N-verhouding kleiner dan 30, voor vertering van deze materialen wordt geen stikstof uit de bodem onttrokken.
In onze demoproef, waarbij bijbemesting identiek wordt gehouden ongeacht het gebruikte mulchmateriaal, zien we de beste gewasontwikkeling bij gebruik van bladmulch. Het controle object, zonder mulch, bleef als gevolg van enkele opeenvolgende droge zomers, achter in groei. Houthaksel wordt zeker niet aangeraden in één of tweejarige gewassen. Hier kan beter gebruik gemaakt worden van bladmulch, grasmaaisel of een laagje groencompost.
Teeltrotatie en teeltspreiding
Biobloementelers telen een ruim assortiment gewassen (éénjarige en tweejarige gewassen, bolgewassen en vaste planten) op een eerder beperkte oppervlakte. Er is dan ook noodzaak om regelmatig teeltrotatie toe te passen. Vorig jaar werd daarom gestart met een teeltrotatiesysteem op het proefperceel met biobloemen. Zo keren slechts om de 8 jaar de gewassen/families op dezelfde plaats terug.
Met het assortiment aan één- en tweejarige gewassen dat hier wordt geteeld trachten we een hele zomer bloemenproductie te realiseren. Naast de teelt in open lucht wordt ook de teeltrotatie toegepast in een plastic koepelserre. Hier wordt ook de teelt van ranonkels en anemonen in het schema opgenomen.
De teelt in tunnel geeft mogelijkheden naar teeltspreiding, zo blijkt dat meerjarige gewassen als duizendschoon en gipskruid 3 tot 4 weken vroeger kunnen geoogst worden in de tunnel in vergelijking met de teelt in open lucht. Voor de éénjarige gewassen die op hetzelfde moment in tunnel en open lucht werden opgeplant waren de verschillen eerder gering. Hier kan wel voordeel gehaald worden doordat in de tunnel vroeger kan opgeplant worden.
De teeltinfo die hiermee wordt verzameld, wordt gebruikt om de Teeltdatabase die vorig jaar beschikbaar werd te controleren en aan te vullen waar mogelijk.
Bodemschimmels in de teelt van biobloemen
Ilse Delcour gaf vakkundig toelichting rond de levenscyclus van bodemschimmels als Verticillium en Fusarium en de omstandigheden waarin er infectie en verspreiding van deze schimmels kan worden verwacht. Belangrijke infectiebronnen zijn besmette grond, werktuigen en geïnfecteerd plantmateriaal.
Voor een duurzame beheersing van bodemschimmels is inzicht nodig in de interactie tussen de waardplant, de schimmel en de omgeving. Maatregelen zoals teeltrotatie, resistent plantmateriaal, en het vermijden van insleep van pathogenen zijn cruciaal.
Symptomen van schimmelinfecties, zoals wortelrot en verwelking, verschijnen vaak pas later.
Bezoekers werden uitgedaagd voor een rondje op het veld waarbij ze zelf op zoek mochten gaan naar symptomen van Verticillium in het gewas.
Bodems bedekt houden met groenbemesters biedt meerwaarde
Een naakte bodem, zonder vegetatie, kan leiden tot erosie door wind of water, verlies van bodemvruchtbaarheid, verhoogde verdamping, verlies aan biodiversiteit, ... Er zijn dus verschillende goede redenen om de bodem zoveel mogelijk bedekt te houden met een groeiend gewas. Er is een ruim assortiment aan gewassen bruikbaar als groenbemester met elk hun specifieke eigenschappen.
Granen wortelen diep en helpen zo de structuur van de bodem verbeteren. Tevens nemen zij ook nutriënten op uit de diepere bodemlagen die later, na inwerken, terug beschikbaar gesteld kunnen worden aan de bodem. Vlinderbloemige groenbemesters hebben dan weer de mogelijkheid om stikstof uit de lucht te binden. Tagetes patula, ook bekend als Afrikaantjes is een groenbemester die kan ingezet worden om aaltjes in de bodem te onderdrukken. Ook Oost-Indische kers en goudbloemen zouden een ontsmettende werking hebben op de bodem.
Vorig jaar werden een aantal groenbemesters naast elkaar ingezaaid op het proefperceel. Daarbij werd ook gekeken naar het nut van deze gewassen als vulling in boeketten. Een aantal van de geteste gewassen kunnen zeker gebruikt worden als vulling in boeketten. Meest geschikt leken de bloemen van Phacelia en boekweit, maar ook de graanhalmen van Japanse haver kunnen een speels effect geven als ze in gemengde boeketten worden verwerkt.
Ook Jesse Tavernier gaf nog een woordje uitleg omtrent de operationele groep ‘Flower4Trees: bloemenmengsels als win-winsituatie voor biodiversiteit én teler bij vollegrondsboomkwekerij’. Dit project wordt uitgevoerd door Viaverda, ILVO, HoGent, zaadleveranciers EcoFlora, Cruydthoeck en Jorion Philip-seeds in samenwerking met 6 boomkwekerijbedrijven. Doelstelling is het optimaal benutten van de bedrijfspercelen in kader van biodiversiteit, zonder dat er ingeboet wordt op vlak van plantkwaliteit en groei. Hier wordt nagegaan welke bloemenmengsels een positieve invloed hebben op stikstoffixatie en koolstofopbouw in de bodem, het aantrekken van nuttigen, onderdrukking van plagen (ook plantparasitaire nematoden) en onkruiddruk, vochtretentie in de bodem en de biodiversiteit in Vlaanderen. Met een divers assortiment bloemen, waarbij aandacht is voor inheemse flora, wordt een zo breed mogelijke bloeiboog bekomen.
Organische stof in de bodem
Tot slot werd nog even stil gestaan bij het demonstratieproject ‘OSBOBO: Organische Stof in BOomkwekerijBOdems’ door onderzoeker Emma Lanoo. Binnen dit demonstratieproject werden demoproeven aangelegd om het organische stofgehalte in de bodem op peil te brengen. De mogelijkheden om dit te doen zijn het inwerken van groencompost, stalmest en houtsnippers, gebruik van afdekmaterialen en inzaaien van gewassen tussen de cultuurteelten en gebruik van commerciële bodemverbeterende middelen.
Naast de opvolging van de gewasontwikkeling, worden bij deze demonstratieproeven metingen uitgevoerd voor het bepalen van het nitraatresidu in de bodem bij de start en beëindigen van het groeiseizoen en bepaling van het organische stofgehalte in de bodem. Met behulp van Tomst TMS-4 loggers wordt het vochtgehalte en de temperatuur in de bodems opgevolgd. Het vochthoudend vermogen van de bodems en de infiltratiesnelheid wordt bepaald. Met behulp van PFLA-analyse wordt ook een idee gegeven van het microbieel leven in de bodem.
Binnen het Europese project Closecycle wordt compostthee gemaakt, een geconcentreerd extract van compost. Hierbij worden de micro-organismen uit de compost gedurende 24 uur naar een waterige oplossing geëxtraheerd. Om ervoor te zorgen dat de micro-organismen voldoende zuurstof krijgen, wordt de oplossing continu belucht met een luchtpomp. Door additieven zoals huminezuren, gedroogde kelp en vishydrolysaat worden de bacteriën en schimmels extra actief gemaakt. Het resultaat is een donkerkleurig mengsel dat als bodemtoevoeging wordt gebruikt om de bodemstructuur te verbeteren, het bodemleven te stimuleren en zorgt voor gezonde, groeikrachtige planten.
Meer info?
liesbet.blindeman@viaverda.be
Dit proefveldbezoek kaderde in het CCBT-project ‘Pathogene bodemschimmels bij biologische snijbloemen’, het VLAIO-project ‘OrnAqua: een nieuw referentiekader voor irrigatie voor efficiënter watergebruik in de openluchtsieerteelt’, de operationele groep ‘Flower4Trees:bloemenmengsels als win-winsituatie voor biodiversiteit én teler bij vollegrondsboomkwekerij’,het demonstratieproject ‘OSBOBO: Organische Stof in BOoomkwekerijBOdems’ en het Europees project ‘CLOSECYCLE: kringlopen sluiten met producten uit biologische reststromen op regionaal niveau.