Verslag bodemconferenties Oostenrijk
Koen Willekens geeft verslag van twee Oostenrijkse conferencties over bodembeheer:
- 25 april: Internationale boerenconferentie
organic No-till Conference (Absdorf, Oostenrijk) - 26 april: Wetenschappelijke conferentie op universiteit Bodenkultur (BOKU, Wenen)
24th conference of the Working group Sustainability, Main topics Soil protection and sustainable land use, Tulln an der Donau, Oostenrijk
www.unserboden.at
Centrale thema’s op deze twee conferentiedagen waren bodemgezondheid, bodembewerking, groenbedekkers en compostering. Bodem is een levend organisme, wat betekent dat we moeten denken in termen van bodemgezondheid en hoe die te bevorderen door een gepast bodembeheer. Een gezonde bodem leidt tot een gezonde gewasontwikkeling en zo tot gezonde producten. Duurzame landbouw- en voedselsystemen zien af van de betrachting de opbrengst te verhogen wanneer dit ten koste gaat van bodemgezondheid en milieukwaliteit. Doelstelling is het opbrengstpotentieel van de bodem te handhaven, gezond voedsel en voeder voort te brengen en ecosysteemdiensten te maximaliseren.
Bodembewerking en bodembedekking
Bodembewerking leidt tot meer bodembewerking, ook in de biologische landbouw. Planten en regenwormen werken al miljoenen jaren samen voor bodemvorming. Bepaalde teeltsystemen kunnen die samenwerking begunstigen ter verhoging van de bodemvruchtbaarheid. Bodembewerking schaadt regenwormenpopulaties. Minimale bodembewerking is dus aangewezen.
Regenwormen worden gestimuleerd door bodembedekking met levende (planten) of dode mulch (plantenmateriaal). Een veelbelovende techniek voor de toepassing van deze agro-ecologische principes is het gebruik van een ‘roller-crimper’ die een mulchlaag creëert door een in bloei staande groenbedekker neer te leggen gevolgd door directzaai van het hoofdgewas.
Jeff Moyer van het Rodale Institute (Pennsylvania, VS, http://rodaleinstitute.org/our-work/organic-no-till/) ging uitgebreid in op de aandachtspunten bij deze techniek. Een sterk ontwikkelde groenbedekker zorgt voor een voldoende bedekking en door te roller-crimpen in volle bloei is er geen kans op herwas.
Bij een stikstofbehoeftig hoofdgewas kan een groenbedekker met vlinderbloemige component worden gezaaid. Dit en een voldoende hoog organische stofgehalte kan de stikstofvoorziening van het gewas verzekeren. Net de late vernietiging van de groenbedekker leidt tot een hoge organische stofaanvoer. Bij behoefte aan een organische voorraadbemesting kan die toegepast worden voor de inzaai van de groenbedekker.
Het is een beproefde techniek in de VS, in eerste instantie voor de akkerbouw, die hier en daar ook al navolging kent in Europa (http://www.eco-dyn.de). Het Europese SOILVEG-project (http://coreorganicplus.org/research-projects/soilveg/) wil de techniek op punt stellen voor de biologische groenteteelt. Het ruim inpassen van groenbedekkers ligt minder voor de hand in de intensieve groenteteelt dan in de akkerbouw en een nodige aangepaste planttechniek is tevens een uitdaging.
Brian Oldreive, ooit tabaksboer in het voormalige Rhodesië, heeft via zijn Foundations for Farming (http://ww.foundationsforfarming.org) in verschillende werelddelen voorlichting en onderzoek op touw gezet om het telen met bodembedekking en minimale bodembewerking ingang te doen vinden in meer fragiele agro-ecosystemen. Bodemvoeding door bodembedekking met (resten) van groenbedekkers of lokaal gewonnen plantaardig materiaal kan de opbrengst verzekeren door verbetering van de bodemconditie mits een aanpak op maat, inclusief goede timing.
Groenbedekkers voor de bodemgezondheid
Het succesvol telen van een groenbedekker is belangrijk voor de bodemvorming, het bodembehoud, de recirculatie van voedingsstoffen en zo ook voor het welslagen van het hoofdgewas dat erop volgt. Het gaat dan om tijdig zaaien in goede bodemomstandigheden maar ook om het gebruik van soortenmengsels. Bodem- en weersomstandigheden bevoordelen of benadelen de ene soort al meer dan de andere.
Een mengsel van meerdere soorten is dan een verzekering voor een algemeen goede ontwikkeling. De voorkeur moet uitgaan naar niet-vorstgevoelige soorten. Een groenblijvende groenbedekker heeft meer te bieden, want door een langduriger actieve en diepere beworteling heb je meer koolstofopslag, meer stimulatie van het bodemleven en een meer gesloten nutriëntenkringloop. De makkelijkste wijze om onkruid te beheersen is een goed uitgedachte vruchtopvolging, inclusief de groenbedekkers. Vernietiging van groen blijvende groenbedekkers hoeft geen obstakel te zijn, ook niet bij uitsluiting van het gebruik van herbiciden in de biologische landbouw. Ofwel zal men de groenbedekker vernietigen door oppervlakkig schaven met vleugelscharen die enkele centimeters onder het bodemoppervlak lopen ofwel laat men hem ontwikkelen voorbij de vegetatieve fase en gebruikt men de roller-crimper om hem neer te leggen.
Het biobedrijf van Alfred Grand in Absdorf
Het bedrijf doet aan biologische akkerbouw met in de rotatie: luzerne (2 jaren) – tarwe – maïs – hennep – groenbedekkermengsel – soja (2 jaren) – haver/gerst. De groenbedekker is een mengsel van winterrogge en Hongaarse wikke. Het bedrijf situeert zich op een van nature zeer vruchtbare bodem, een chernozem, dit is een lössbodem rijk aan organische stof die zich ontwikkelt in een betrekkelijk regenrijke steppe.
Het bedrijf produceert ook wormencompost uitgaande van luzernehooi en stro van tarwe en hennep. Deze producten worden eerst in een rillencompostering omgezet in een jonge compost (7 weken) die dan stelselmatig aan de wormen wordt gevoederd. De wormencompost wordt niet teruggevoerd naar de eigen percelen maar als boerderijproduct ‘van biologische herkomst’ aan de man gebracht (http://www.vermigrand.com), en dient ook als basis voor een turfvrij teeltsubstraat. Er wordt ook geen andere organische bemesting toegepast op deze weliswaar van origine rijke bodem. Het organische stofpercentage ligt op 4 percent.
Wortelbiomassa en oogstresten voorzien in de nodige organische stofaanvoer (ter compensatie van de afbraak) en de vlinderbloemige teelten van de aanbreng van stikstof. Wel wordt het zaaizaad geënt met de microbiologie van de compost door het met compostthee te coaten (1.5 l compostthee voor 100 l zaad, 3’ contact), hetgeen een concurrentievoordeel moet opleveren ten opzichte van de onkruidzaden. Voorgeschreven dosering van de wormencompost is 2 à 4 ton per ha, waarmee niet zozeer gemikt wordt op organische stofaanbreng maar eerder op het enten van de bodem met nuttige microbiologie.
Door de afdeling biologische landbouw (IFÖL) van BOKU en FiBL Oostenrijk worden in een veldproef op een perceel van Alfred twee varianten qua methode van beëindiging van het groenbedekkermengsel onderzocht vóór de vestiging van een sojagewas, (i) de roller-crimper techniek met directzaai van soja en geen mechanische onkruidbeheersing (geen behoefte daartoe door de afdekking van de bodem) en (ii) oppervlakkig schaven (< 5 cm) met een precisiecultivator, precisiezaai van de soja en mechanische onkruidbestrijding.
Bodemgedachten van bodemwetenschappers
Professor Walter Wenzel van BOKU benadrukte dat de winst die we kunnen maken op het vlak van koolstofopslag in de bodem sterk afhankelijk is van zijn fysische eigenschappen (bv. kleigehalte). Hij pikte daarbij in op de beschouwingen over persistentie van organische stof in de bodem door Schmidt et al. in Nature (2011). Niet enkel de moleculaire structuur van de bodem organische stof is bepalend voor diens stabiliteit. De directe bodemomgeving, inclusief de aanwezige biologie zijn zelfs meer bepalend. De stabiele organische stoffractie bestaat deels ook uit potentieel labiele verbindingen (bv. suikers) die door hun positie in de bodem beschermd zijn voor verdere afbraak. De wijze waarop we met de bodem omgaan, hem bewerken, voeden en betelen is bepalend voor de positionering en omvorming van de organische stof, en in relatie daarmee voor de algemene bodemconditie en het opbrengstpotentieel.
Dr. Eva Erhart van het Oostenrijkse onderzoeksinstituut voor de biolandbouw (http://bioforschung.at) ging ruim in op de resultaten van een meerjarig onderzoek omtrent groenbedekkers. Ze wees daarbij op het belang van de wortels voor de aanbreng van organisch materiaal aan in de diepere bodemlagen. Uitgedrukt als droge stof, staat tegenover 3,0 ton bovengrondse biomassa 1,6 ton wortelbiomassa en 0,5 ton wortelexudaten. Door een tragere afbraak draagt de wortelbiomassa relatief meer bij aan de organische stofvoorziening dan biomassa van bovengrondse plantendelen. Gele mosterd is dan wel een geschikt vanggewas voor stikstof maar net bij deze vorstgevoelige groenbedekker gaat een relatief groot aandeel van de stikstof in de bovengrondse plantendelen na afsterven verloren door vervluchtiging. Door de langere groeiduur is ook de wortelbiomassa van een groen blijvende groenbedekker een stuk groter. Bij het zaaien van groenbedekkermengsels dienen grote en kleine zaden afzonderlijk ingebracht te worden om een gelijke opkomst te bekomen.
Ing. Jaroslav Záhora, onderzoeker aan het departement Agrochemie, Bodemkunde, Microbiologie en Plantenvoeding van de Mendel Universiteit in Brno, Tsjechische republiek, toonde aan het overmatig gebruik van minerale stikstof via kunstmest heeft geleid tot versterkte afbraak van bodem organische stof wat resulteerde in afbraak van bodemaggregaten en -verdichting door ‘interne slemp’. Hij gaf ook aan dat hoge gehalten minerale stikstof de symbiose tussen de plant en de microbiologie in de wortelomgeving verstoren. Net die wisselwerking is bepalend voor een evenwichtige opname van voedingstoffen en een gezond gewas. Bij het onderzoek op het bedrijf van Alfred Grand kwam naar voren dat in een gezonde bodem, met een hoge biologische activiteit, het minerale stikstofgehalte geen goede indicator is voor de hoeveelheid voor de plant beschikbare stikstof. Uitgaande van een gangbare adviesbasis, wezen metingen van minerale stikstof in het bodemprofiel op een stikstoftekort voor het gewas, terwijl de ontwikkeling van dat gewas geenszins een tekort deed vermoeden.
(Dowload de afdrukversie van dit artikel hier.)
Koen Willekens (ILVO)