Korenbloem en tuinboon interessante kandidaat bankerplanten om nuttigen aan te trekken in koolgewassen
Bankerplanten kunnen in koolgewassen helpen om natuurlijke vijanden te ondersteunen. Uit een screening van 17 plantensoorten blijken vooral korenbloem en tuinboon heel interessant op verschillende vlakken. Niet toevallig hebben net deze planten ook extraflorale nectarklieren. Het gezamenlijk inzetten van verschillende soorten moet hun eigenschappen combineren en zorgen voor een betere bladluisbeheersing.
In de biologische teelt van kolen is bladluisbeheersing een grote uitdaging, zeker in een lange teelt zoals spruitkool. De grootste probleemsoort is de melige koolluis (Brevicoryne brassicae). Hoewel bladluizen veel natuurlijke vijanden hebben, kunnen deze nuttigen wat ondersteuning gebruiken.
Nood aan teeltsystemen die nuttigen ondersteunen
Momenteel kunnen biotelers enkel gewasbeschermingsmiddelen op basis van pyrethrinen of azadirachtine inzetten in spruitkool. Voor een goede werking van pyrethrinen is direct contact noodzakelijk. Bovendien zijn ze niet selectief waardoor achtergebleven luizen zich verder kunnen ontwikkelen zonder de aanwezigheid van nuttigen. NeemAzal heeft een minder brede werking, maar kan ook bepaalde natuurlijke vijanden afdoden. Afdekking met insectengaas kan slechts beperkt toegepast worden aangezien er na verloop van tijd vaak toch luizen onder de afdekking geraken. Deze kunnen zich, net als overblijvende bladluizen na een bespuiting, explosief vermeerderen op het gewas omdat het leger natuurlijke vijanden is uitgeschakeld.
Natuurlijke vijanden spelen dus een belangrijke rol. Om ze te ondersteunen en beter te benutten, is er nood aan alternatieve systemen zonder de inzet van breedwerkende middelen of fijnmazige netten. Bankerplanten toevoegen aan het teeltsysteem kan een mogelijke oplossing bieden. Deze planten voorzien de nuttigen van een alternatieve voedselbron en verhogen hiermee hun overlevingskansen.
Meeste natuurlijke vijanden bij boerenwormkruid
In 2022 legden Inagro en het Proefstation voor de Groenteteelt een proefveld aan waar 17 soorten potentiële bankerplanten werden geïnstalleerd naast spruitkool en op allerlei vlakken werden beoordeeld. Zo monitorden onderzoekers van AgroFoodNature (HOGENT) van juni tot oktober elke twee weken de aanwezige soorten bladluizen en natuurlijke vijanden op de planten. De resultaten worden weergegeven in de figuur hieronder.
Boerenwormkruid trok het meeste natuurlijke vijanden aan. Opvallend is dat deze soort, net als geel duizendblad (dat hier nauw aan verwant is), heel wat (roof)wantsen aantrok. Die werden vooral in september en oktober waargenomen, wanneer beide soorten sterkst bloeiden. Dit is interessant omdat in deze periode bijvoorbeeld al veel minder lieveheersbeestjes en zweefvliegen actief zijn.
Extraflorale nectarklieren hebben duidelijk voordeel
Op plaats twee en drie komen korenbloem en tuinboon. Deze soorten trekken vooral veel lieveheersbeestjes, zweefvliegen en sluipwespen aan. Korenbloem en tuinboon hebben als enige geteste soorten extraflorale nectarklieren. Dat wil zeggen dat deze planten ook in andere delen dan de bloem nectar produceren die de nuttige insecten makkelijk kunnen bereiken en kunnen gebruiken als alternatieve of noodzakelijke voedselbron.
Korenbloem blijft tot september bloeien en zorgt zo voor een lange voedselvoorziening voor de nuttigen. Tuinboon daarentegen heeft slechts een korte bloeiduur. In juni werden hier met voorsprong de meeste nuttigen op gevonden, maar vanaf half juli liep de teelt al op zijn einde.
Weelderige bloei bij zilverschildzaad, boekweit en goudsbloem
Zilverschildzaad kwam zeer snel in bloei (al een week na aanplant) en bleef ook een heel seizoen door weelderig bloeien. Zilverschildzaad trok ook veel nuttige insecten aan, voornamelijk zweefvliegen. Het plantje blijft wel erg laag, waardoor het mogelijk snel verstopt geraakt in een spruitkoolperceel. Zilverschildzaad en bruine mosterd zijn bovendien familie van de kolen, waardoor deze ook heel aantrekkelijk zijn voor aardvlooien.
Ook boekweit en goudsbloem kennen een weelderige en vrij lange bloei. Boekweit trok veel nuttigen aan, bij goudsbloem was dit heel wat minder.
Bladluizen op bankerplanten zorgen niet voor problemen in kolen
Naast een visuele monitoring werden op de planten ook bladluizen verzameld en gedetermineerd. Op tuinboon zaten reeds vroeg in het seizoen zeer veel bladluizen. In totaal werden tien soorten ontdekt (o.a. zwarte bonenluis). Dit heeft ongetwijfeld mee gezorgd voor de hoge aantallen geobserveerde nuttigen. Ook op Oost-Indische kers kwamen veel luizen voor, maar slechts laat in het seizoen.
Op goudsbloem vonden we acht soorten bladluizen en op korenbloem en boerenwormkruid zes soorten. De gevonden soorten kunnen theoretisch op kolen voorkomen, maar zorgen in de praktijk voor weinig problemen.
Bijvoet meerjarig te evalueren
Bijvoet (Artemisia vulgaris) is een plantensoort met kleurloze bloemen die door de wind worden bestoven. De keuze voor deze soort is dan ook niet omwille van zijn bloemen, maar omdat bijvoet bladluizen (Macrosiphoniella artemisia) aantrekt die niet voorkomen op andere plantensoorten. Hoewel we deze bladluissoort terugvonden tijdens onze monitoring, bleef het aantal nuttigen op de planten beperkt. De bijvoet planten werden in onze proef pas in mei geïnstalleerd, hierdoor kregen de bladluizen wellicht weinig kans om grote kolonies te vormen. Door vroeger te planten, of zelf het jaar voordien, met mogelijk een inoculatie van de betreffende bladluizen, zou bijvoet beter als bankerplant kunnen fungeren. De soort heeft dus zeker meer in zijn mars. Tijdens het projectvervolg zal dit verder worden geëvalueerd en worden stroken met bijvoet aangeplant op praktijkpercelen.
Opletten voor zaadopslag
Bij het integreren van bankerplanten in een teeltsysteem is het belangrijk dat ze geen onkruidprobleem creëren. Om dit risico te evalueren bij de soortenscreening, wordt het jaar na de teelt, de kieming van de verschillende soorten uit zaadopslag opgevolgd. Zo zien we op PSKW dat boerenwormkruid, gele kamille, goudsbloem en bijvoet voor een grote zaadopslag hebben gezorgd en in april volop weer boven kwamen. Bruine mosterd, wilde marjolein, karwij en korenbloem kwamen in veel mindere mate opnieuw op. Omdat de bloemen van bijvoet geen meerwaarde hebben kan die tijdig gesnoeid worden om zaadproductie te voorkomen. Bij de andere soorten is dit moeilijker en deze kunnen mogelijk wel problemen met onkruid vormen.
Impact van verschillende soorten nog niet duidelijk
Op alle planten werden visueel sluipwespen waargenomen en de verzamelde bladluizen waren regelmatig ook geparasiteerd. Het is echter nog niet duidelijk of de soorten die op de bankerplanten zitten ook van belang zijn voor melige koolluis, mogelijk zitten er zelfs hyperparasieten tussen. Ook over de roofwantsen, hoewel vrij generalistische predators, weten we nog niet of ze echt een belangrijke meerwaarde kunnen bieden voor de beheersing van melige koolluis. Sommige soorten, zoals galmuggen, kunnen mogelijk ook een belangrijke rol spelen in de beheersing van melige koolluis, maar konden we met de huidige methoden niet monitoren.
Voorlopig kijken we daarom sterk naar zweefvliegen en lieveheersbeestjes, waarvan we weten dat ze belangrijk zijn voor de beheersing van bladluizen. Bij aphidofage zweefvliegsoorten (soorten die bladluizen eten) zijn het enkel de larven die bladluizen eten, van de lieveheersbeestjes ook de volwassen insecten. Volwassen insecten eten naast pollen en stuifmeel ook honingdauw, en kunnen mogelijk zo ook roetdauw op de kolen verminderen.
Combineren voor optimale ondersteuning
De impact van de nuttigen op melige koolluis proberen we dit jaar na te gaan door de meest interessante planten in een spruitkoolperceel te installeren en op te volgen. In een nieuwe veldproef combineren we verschillende planten om optimaal van hun eigenschappen gebruik te maken. Zo planten we een randstrook met tuinboon of veldboon in combinatie met graan (tarwe of maïs). Beide soorten trekken al vroeg in het seizoen bladluizen aan en ondersteunen zo natuurlijke vijanden. In de teelt installeren we daarnaast ook twee combinaties van vroege en late nectarbronnen. Zo zetten we korenbloem en boerenwormkruid samen en combineren we boekweit en gele kamille. Samen zorgen ze voor een lange bloeiperiode en voorzien zo nectar voor de nuttigen.
Meer info?
sander.fleerakkers@proefstation.be
Dit onderzoek wordt uitgevoerd in kader van het project ‘Natuurlijke vijanden stimuleren: een bankerplant-systeem in de bio-koolteelt’, met de steun van het departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid.