Rassenproef zonnebloem als ruwvoergewas voor biologisch melkvee
Binnen het CCBT-project ‘klimaatadaptieve zonnebloemteelt voor een betere melkkwaliteit’ willen we de teelt van zonnebloemen en hun potentieel als ruwvoergewas voor biologisch melkvee onderzoeken. Daarnaast willen we graag kijken of je zonnebloemen als tweede gewas kunt telen, na het verbouwen van een wintergraangewas.
Waarom zouden we zonnebloemen telen als voeder voor melkvee?
In Vlaanderen is het vervoederen van zonnebloemsilage ietwat ongewoon. In de Verenigde Staten is er wel al tamelijk wat ervaring opgebouwd met het voeren van zonnebloemkuilvoer aan herkauwers. Daar wordt het voornamelijk ingezet bij vleesvee. Ook voor melkvee zou het voordelen kunnen bieden:
-
Zonnebloemen zijn een klimaatrobuust gewas
Zonnebloemen hebben een diep wortelgestel, waardoor ze goed droogte kunnen verdragen. Dat konden we in dit huidige, natte proefjaar helaas niet nagaan.Maar zonnebloemen zouden ook in natte omstandigheden een goede opkomst kennen. Deze laatste ‘claim’ konden we alvast wel bevestigen. Tijdens het natte voorjaar van ‘24, noteerden we een opkomstpercentage van 70% à 95%, afhankelijk van het gebuikte ras. En ondanks de aanhoudende regen dit jaar, stond het gewas er in de zomermaanden mooi bij.
-
Extra ruwvoerwinning
Indien je zonnebloemen als tweede gewas (na wintergranen) kan telen, biedt dat de mogelijkheid om twee ruwvoerteelten op één perceel te halen. Zo kan je je ruwvoerwinning maximaliseren. Dat maakt natuurlijk wel dat je pas laat in het seizoen tot zaaien kan overgaan. Bij deze eerste proef werd er daarom op twee verschillende momenten ingezaaid, en dreven we de zaaidatum bewust ietwat op de spits. -
Melkvetzuursamenstelling
Zonnebloemen brengen voornamelijk vet aan in het rantsoen, en aan de fractie onverzadigde vetzuren in de melk zouden er bepaalde gezondheidsaspecten gelinkt zijn. Zonnebloemproducten kunnen hier potentieel een positieve bijdrage in leveren.
Binnen dit project zullen de opbrengsten van praktijkpercelen ingekuild en vervoederd worden, en zal de invloed op de melkprestaties worden bekeken door onze projectpartner Wim Govaerts en co. -
Verruiming in de rotatie en een boost voor biodiversiteit
Deze bloementeelt kan een verruiming in de rotatie betekenen, die eveneens zeer gegeerd is bij nuttige insecten en bestuivers. Hierdoor kan het een boost betekenen voor de biodiversiteit binnen het landbouwlandschap.
Welke rassen komen in aanmerking?
Inagro legde alvast een rassenproef aan om te kijken welke rassen er in aanmerking komen in deze opzet. In deze huidige proef onderzochten we zes verschillende rassen. We mikten hierbij op rassen die:
- Getypeerd zijn door een hoge voederwaarde en dus een hoge vetfractie in de korrel bevatten.
- Vroegrijp zijn; vroegrijpe variëteiten zijn noodzakelijk in deze proefopzet doordat we de mogelijkheid onderzoeken om zonnebloemen als tweede gewas, na wintergranen, te telen. Hierdoor is er dus een late zaai nodig. Door te mikken op vroege rassen, hopen we nog voldoende afrijping te hebben, met daardoor een maximale vetfractie in de korrels.
We vergeleken in deze proef zes rassen. Alle rassen werden op twee tijdstippen ingezaaid.
Ter info: oorspronkelijk wilden we een vroeg (optimaal) en laat zaaitijdstip vergelijken. Nu, door de natte omstandigheden dit jaar is de vroege zaai eveneens laat uitgevallen, en maakten we een vergelijking tussen zaai aan het begin en aan het einde van de maand juni. Dit laatste tijdstip moet de zaai na wintergranen (voor gps) nabootsen.
Teeltverloop
Ondanks het natte jaar stond het zonnebloemperceel er het grootste deel van het seizoen erg mooi bij. Aanvankelijk noteerden we een gemiddeld opkomstpercentage van zo’n 87% op beide zaaitijdstippen. Aan het begin van het groeiseizoen was er weinig ziektedruk aanwezig. Op de koppen van het perceel was er wat vogelschade te bespeuren.
Naar het einde van de teeltperiode toe, werden er wat verschijnselen van Sclerotinia opgemerkt. Hierdoor waren er wel wat rotte plekken aanwezig in de bloemhoofden en was er enige legering. De partij die het laatst werd ingezaaid en bijgevolg ook pas begin november werd geoogst, had hier het meeste onder te lijden.
Verder was er weinig onkruiddruk in het perceel te zien. Mechanische onkruidbestrijding bij opkomst volstond om het kruid de baas te blijven.
Zonnebloemen oogsten met een maishakselaar
De oogst gebeurde eveneens op twee verschillende tijdstippen. Begin oktober en begin november. We oogstten de zonnebloemen met een standaard maishakselaar, en dat leverde weinig problemen op. Tijdens de oogst werden er geen mechanische problemen ondervonden, waren er weinig tot geen verliezen, en bleef het veld mooi achter. Waar we wel tegenaan liepen was het feit dat de korrel (pit) amper gekneusd bleek te zijn. Dat is een aandachtspuntje voor het komende teeltjaar.
Ruwvoeropbrengst
ZAAI BEGIN JUNI (“VROEGE” ZAAI)
- De opbrengsten van de vroegst gezaaide partij, schommelde gemiddeld rond de 43 ton verse massa/ha.
- Het droge stof percentage hier bedroeg gemiddeld 21%. Dit lag iets lager dan de beoogde 25%. Uitgedrukt in droge stof lag het gemiddelde daarom op 9,2 ton DS/ha.
- Het ras Suvex en LG5377 brachten het meeste op.
ZAAI EIND JUNI (LATE ZAAI)
- De late zaai daarentegen bracht gemiddeld 24 ton verse massa per hectare op. Dit is slechts de helft van de vroege partij.
- We mikten hierbij naar een iets hoger DS-gehalte, en lieten de teelt daarom wat langer op het veld staan. Het DS-percentage landde gemiddeld op 29%. Omgerekend naar tonnages droge stof was het opbrengstverschil tussen beide partijen kleiner, maar nog steeds reëel. We oogstten gemiddeld 6,8 ton DS/ha bij deze late partij.
De natte herfstomstandigheden zorgden ervoor dat de aanwezige Sclerotinia verder de bovenhand kreeg, wat zich uitte in aanzienlijke opbrengstverliezen bij de late partij. Voornamelijk de bloemhoofden vertoonden tamelijk wat rottigheid. Dit was vermoedelijk de grootste oorzaak voor de lage opbrengsten die we in november van het veld haalden.
Voederwaarde
Dit had uiteraard ook zijn weerslag op de voederwaarde. Wanneer er een deel van het bloemhoofd afsterft, gaat er uiteraard ook een groot deel van de pitten, en dus de vet- en eiwitfractie verloren.
De VEM waarde van de laatst geoogste partij strandde gemiddeld op 618, waar dat voor de vroegste oogst nog een gemiddelde van 824 was, met uitschieters tot 873 voor het ras SY Arco van Syngenta. Dit ras is getypeerd voor een hoge vetfractie in de korrel.
Deze rassenproef geeft alvast een eerste inzicht. Nu, het is wel belangrijk om te vermelden dat het natte proefjaar er algemeen voor zorgde dat bij alle rassen het voederwaardepotentieel onderbenut bleef.
Bespreking per ras
bio = biologisch zaaizaad
ncb = gangbaar zaaizaad, maar niet chemisch behandeld
-
NK Delfi (ncb)
Het ras Delfi kwam als ‘gemiddeld’ uit de rassenvergelijking naar voren. In vergelijking met de andere rassen, leverde Delfi een gemiddelde droge stof opbrengst aan een relatief lage voederwaarde. Bij de laatst gezaaide partij, kwam Delfi het snelst in bloei. Het ras bevat een groter gehalte aan meervoudige onverzadigde vetzuren (linolzuren).
-
SY Arco (bio)
Het ras Arco leverde in deze proef de hoogste VEM-waarde op van alle geteste rassen (873) door zijn hogere oliepercentage (16%). Arco is een oleisch zonnebloemras, en bevat een groter gehalte aan enkelvoudige onderzadigde vetzuren (oliezuren).
-
LG5377 (ncb)
Ook het ras LG5377 leverde een vergelijkbare, relatief hoge VEM-waarde op (871), maar bevat een lager vetgehalte in vergelijking met Arco.
-
MAS 81 K (bio)
Het ras MAS 81 K kwam eveneens ‘gemiddeld’ uit de vergelijking naar voren, met een relatief hoge VEM-waarde en een gemiddelde DS-opbrengst.
-
Peredovic (bio)
Peredovic is een iets later ras, en kwam dan ook later in bloei en tot afrijping. We verwachtten er aanvankelijk niet de hoogste voederwaarde van. Het is echter wel een biologisch ras dat in het verleden al door pionierende veehouders werd gezet, en namen het daarom graag mee in de vergelijking op. Peredovic vertoonde duidelijk het laagste oliegehalte (10% ruw vet) van alle geteste rassen. Dit ras is duidelijk later, waardoor het niet ideaal is om nog op een laat tijdstip in te zaaien.
-
Suvex (ncb)
Suvex leverde het hoogste gehalte aan ruw vet in deze proef (16,6%). Daardoor leverde Suvex eveneens een hoge VEM-waarde op. Daarnaast haalden we met dit ras de hoogste droge stof opbrengsten van het veld. Er werd bij de vroegste partij 10,6 ton DS/ha aan silage geoogst.
Wat hebben we geleerd?!
- Het is mogelijk om met een zonnebloemteelt een mooie ruwvoeropbrengst van je perceel te halen indien er tijdig gezaaid wordt.
- Wanneer je zonnebloemen als tweede teelt na wintergranen zet, lijkt het in een nat jaar als 2024 echter wel moeilijk om het opbrengstpotentieel van deze teelt waar te maken.
- Algemeen gezien lijkt te gelden dat je beter iets vroeger oogst, aan een lager droge stof percentage, dan te lang te wachten met het risico op ziektedruk en opbrengstverliezen.
Wist je dat? ... je zonnebloemen best inkuilt samen met mais?
Door het hoge vochtgehalte in de stengel is er namelijk wat kans op te natte kuilen met daarbij ook sapverliezen. Een dikke laag mais slorpt het overtollige vocht op, en zorgt voor een drogere kuil. Daarnaast brengt de mais voldoende zetmeel aan, waardoor je kuil optimaal kan verzuren. Op Inagro maakten we alvast wat demonstratieve “kuiltjes” a.d.h.v. vacuümzakken. Dit moet ons binnenkort meer inzicht geven in de optimale verhouding zonnebloem/mais.
Hoe gaan we verder?
Zoals elk jaar hopen we in 2025 op gunstigere weersomstandigheden.
Ook komend jaar zullen we zonnebloemen inzaaien op verschillende zaaidata. We doen dit op een perceel waar we wintergerst inzaaiden, en zullen zonnebloemen effectief als tweede teelt, na wintergranen, opvolgen. Ook de zaaiwijze (volle veld in vergelijking met rijenzaai) wordt in deze vergelijking opgenomen. Daarover later meer!
Meer info?
karolien.hertogs@inagro.be