Zon en veel belangstelling voor najaarseditie biovelddag
De najaarseditie van de Biovelddag van Inagro ging door op 3 oktober. Onder een stralende zon begeleidden de medewerkers ruim 60 bezoekers langs de verschillende proeven op het proefbedrijf voor Biologische Landbouw. De onderzoekers lichtten de proefopzetten toe en deelden de eerste resultaten. Na de rondleiding genoten we van een warme tas soep, een broodje en een gezellige babbel in de loods.
Onkruidbeheersing in knolselder
Onder invloed van warme nazomerperiodes, kunnen bepaalde onkruiden nog stevig woekeren en soms zelfs zaad maken in teelten die lang op het veld blijven staan. Knolselder is een gewas dat tot aan de oogst een vrij open gewas heeft en dus ruimte laat voor dergelijke onkruidgroei. Onder normale omstandigheden lopen de mechanische onkruidbeheersingsbeurten in knolselder door tot begin september. In een proef bekijken we de opties om nog langer door te gaan met vlakke en met aanaardende schoffelbeurten en experimenteren we ook met de onderzaai van verschillende groenbedekker(mengsels). De proef legden we voor het eerst aan in 2023. Toen was aanaardend schoffelen zo lang de omstandigheden het toelaten de meest effectieve methode. Ook zagen we minder onkruid in de objecten met ondergezaaide groenbemesters. Dit jaar lijkt de ontwikkeling van onkruiden en van de groenbemesters trager te zijn, wellicht ten gevolgde van het sombere weer in september.
Rassenkeuze in broccoli
In de teelt van broccoli vormt Alternaria soms een probleem tegen het einde van augustus en in september. Door de ziekte verschijnen er bruin-zwarte plekken op de broccoli en treedt er rot op, waardoor deze onverkoopbaar wordt. Rassenkeuze is in bio de enige manier om problemen te voorkomen. Om die reden zetten we in 2023 een eerste rassenproef op voor de herfstteelt van broccoli onder biologische omstandigheden. Dit jaar hernemen we de proef en nemen we 10 rassen op. 2 rassen zijn zaadvast: Bobby en Linie 531, de overige rassen zijn hybrides. Op dit moment zitten we vollop in de oogst en zijn de vroegste rassen al volledig afgeoogst. We zien wat aantasting door Alternaria bij het ras Bobby, maar de andere rassen vertonen (nog) geen symptomen.
Bankerplanten om natuurlijke bestrijding in prei en kool te versterken
Bankerplanten bieden alternatieve prooisoorten als voedsel voor natuurlijke vijanden. Dit prooiaanbod is van belang om de aanwezige populatie bestrijders op te bouwen van bij de start van de teelt. In een onderzoek naar de beheersing van melige koolluis in de koolteelt selecteerden we eerder een aantal soorten die kunnen dienen als bankerplant voor deze doelplaag. Tuinboon, korenbloem en gele kamille blijken na twee proefjaren het meest potentieel te bieden. In de proefplots met bankerplanten zagen we vorig jaar een positief effect op de parasitering van melige koolluis en koolwittevlieg. In dit derde proefjaar gaan we na of we dit kunnen bevestigen. We pasten de configuratie en dichtheid van de bankerplanten in de teelt aan om te kijken of we finaal ook een significante schadereductie aan de geoogste spruiten kunnen bereiken.
In prei werken we met zilverschildzaad (Lobularia maritima) als bankerplant. Naast de focus op trips als doelplaag beogen we hier ook een specifieke bestrijdersoort, met name de roofwants Orius majusculus. Volgens een strategie die Koppert ontwikkelde, zetten we adulte Orius roofwantsen uit op de bloeiende Lobularia bankerplanten. Het stuifmeel van deze planten biedt een belangrijke voedselbron voor de roofwantsen als er nog geen of weinig prooien aanwezig zijn in de prei. De roofwants kan alle trips stadia eten. We vergelijken de tripsschade op de preiplanten in plots met Lobularia met enerzijds plots die drie keer behandeld zijn met spinosad en anderzijds onbehandelde controleplots op meer dan 100 m afstand van de bankerplant plots. De eerste resultaten wijzen alvast op minder schade en trips op de behandelde planten, zowel met spinosad als met de biologische bestrijdingsstrategie.
Rassenkeuze in prei
Rassenkeuze is voor de biologische preiteelt een belangrijk instrument om tot een gezonde en kwalitatieve oogst te komen. Het dient ook afgestemd te worden op de teeltperiode en op de bestemming van het geoogste product. Bij oogst voor de verse markt is trips een belangrijk aandachtspunt. Voor industrie is een gezonde, slijtvaste prei met hoog opbrengstpotentieel belangrijk. Voor prei is het aanbod van biologische zaden sterk gegroeid en zijn we in 2024 voor zomer- en herfstprei overgeschakeld op het verplicht gebruik van biologisch zaaizaad. In twee proeven onderzoeken we de gebruikswaarde van de aangeboden preirassen voor de biologische teelt voor de periodes “vroege” en “late” herfst.
Bij de vroege herfstprei waren er in het veld geen grote verschillen tussen de rassen te zien. Het gewas deed het tot half september vrij goed. Bij de oogst op 30 september was de prei nog redelijk licht, maar vanwege de toenemende ziekteaantasting in de laatste twee weken werd besloten om eerder te oogsten. Na de oogst was de schade door preimot duidelijk zichtbaar.
Bij de late herfstprei zijn er enkele verschillen tussen de rassen op het gebied van ziekte-en tripsaantasting. Darter doet het opnieuw goed tegen ziektes en trips en ziet er nog vrij gezond uit, hoewel het iets lichter kan zijn in gewicht. Het ras E65B.103 van Enza Zaden presteert net als vorig jaar sterk en is veelbelovend. Ook Signora behoort tot de betere rassen.
Verschillende organische mulchmaterialen voor teelt van groenlof
In een meerjarige proefopzet onderzoeken we de meerwaarde van verschillende organische mulchtypes in verschillende dikte voor gebruik in verschillende teelten. Mulch kan een rol spelen om bodem en teelt beter bestand te maken tegen extreme weersomstandigheden. Dit jaar gebruiken we onder meer bladmulch, miscanthusmulch en houtsnippermulch. Na een eerste teelt van rode biet die eind juni geoogst werd, plantten we in juli een tweede teelt groenlof in dezelfde mulchlaag. Bij de rode biet speelden vooral de beschikbaarheid van stikstof een bepalende rol in de opbrengst en de kwaliteit van de planten. De verschillen zijn nu minder uitgesproken voor de groenlof.
Demoveldjes voor groenbemester(mengsel)s
In het kader van het CCBT project “grenzen verleggen met groenbemesters” liggen twee demonstratieve proeven opnieuw aan na een eerste proefjaar in 2023.
Zo willen we verder nagaan welke vorstgevoelige groenbemesters nog tot goede ontwikkeling komen bij een laat zaaitijdstip. Voor deze types wordt doorgaans een vroege zaai geadviseerd. De warmere nazomers van de laatste jaren laten het gebruik van bepaalde soorten na wat later geoogste teelten zoals uien mogelijks toe. We zaaiden voor het tweede jaar op rij 12 groenbemestermengsels op twee zaaitijdstippen: richting half en eind september.
De temperaturen zijn dit jaar al gevoelig lager dan in september 2023, wat zich nu reeds weerspiegelt in een tragere groei van de verschillende groenbemestersoorten in de mengsels. Tegelijk ziet de koudetolerante vogelmuur meer kans en is de onkruiddruk hoog. Bladrammenas en ook phacelia toonden verleden jaar het meest potentieel en ook nu startten beide soorten snel. Om ziektes en plagen niet in stand te houden is rammenas als kruisbloemige mogelijk eerder af te raden voor teeltrotaties met kolen waar phacelia dan beter geschikt is.
In een tweede proef zaaiden we tal van vlinderbloemige groenbemestersoorten zuiver uit na de gerst. Eerder testten we ze al in onderzaai in zomertarwe en vorig jaar werden ze geëvalueerd in mengsel met phacelia en Japanse haver na gerst. Er bestaan heel wat soorten vlinderbloemigen in het commercieel aanbod (Fabaceae) die interessant kunnen zijn als groenbemester maar niet alle zijn goed gekend. Met demoveldjes willen we de verschillen in groei en ontwikkeling onderzoeken en referenties verzamelen. We stelden bijvoorbeeld reeds vast dat Perzische klaver zoals Alexandrijnse klaver een goede groeier is met veel potentieel als tussenteelt, maar tegelijk te fors ontwikkelt en te hoog groeit bij onderzaai. Hybride klaver lijkt daartegenover door laag te blijven net zoals de meer gekende witte en rode klaver meer potentieel te tonen voor onderzaai.
Bemestingsproeven in industriebloemkool en in witte kool
Biologische landbouw maakt gebruik van organische bemesting om bodem en plant te voeden. Voor de basisbemesting is stalmest een gegeerde grondstof. Uitgaande van het mestdecreet wordt vaak gerekend aan een forfaitaire samenstelling (7,1 kg N/ton voor runderstalmest) en een werkingscoëfficiënt van 30 %. De realiteit is complexer.
In een eerste proef vergelijken we dit jaar daarom de efficiëntie van een najaarstoepassing met stalmest ten opzichte van de klassieke voorjaarsbemesting waarbij we ook de waarde van vier verschillende groenbemestermengsels als vanggewas beoordelen in functie van een teelt wittekool.
Concreet hebben we eind augustus vorig jaar 30 ton per ha runderstalmest gedoseerd bij de helft van de objecten om 66 kg effectieve N te bemesten zoals het bemestingsadvies aangaf. De rest bleef onbemest en het resterende deel van de mest hebben we bewaard om in het voorjaar (eind april) dan de overige delen te bemesten. Kort na de najaarsbemesting hebben we de vorstgevoelige groenbemesters gezaaid. Er bleven ook twee objecten (met en zonder najaarsbemesting) braak.
De eerste opmerkelijke resultaten uit de bodemstaalname van 23 november 2023 toonden geen significante verschillen in nitraatresidu wanneer reeds wel of geen stalmest was toegediend. Ook de verschillen in biomassaontwikkeling van de groenbemesters leken beperkt ongeacht de bemestingskeuze; gemiddeld ongeveer 2,5 ton DS/ha bovengronds plantenmateriaal. Hoewel het nitraatresidu voor heel de proef algemeen beperkt was en binnen de norm, was het wel significant hoger waar de bodem braak gebleven was dan waar een groenbedekker stond.
In het voorjaar van 2024, net voor bemesten en planten van de wittekool, bleek dan weer meer stikstof beschikbaar te zijn in de bodem waar een groenbemester had gestaan in de winter dan bij braak. De wittekool leek visueel ook beter te groeien na een groenbemester. Verder leken de verschillen eerder beperkt. De proefoogst en kwaliteitsbepaling van de wittekolen diende op het moment van de biovelddag nog plaats te vinden.
In een andere bemestingsproef onderzoeken we welke organische korrelmeststoffen bruikbaar zijn voor (bij)bemesting in industriebloemkool. Het gebruik van bepaalde organische handelsmeststoffen in bio staat onder druk omwille van het hoge aandeel minerale stikstof dat direct voor planten beschikbaar is. Dit strookt niet met de biologische principes waarbij we de planten vanuit het bodemvoedselcomplex willen voeden. Klassieke alternatieven zijn veelal afkomst uit de hoofdzakelijk gangbare vleesindustrie. In deze proef onderzoeken we de waarde van enkele alternatieven, waaronder zuiver plantaardige producten en schapenwolpellets als diervriendelijk alternatief. Op het moment van de biovelddag waren er nog geen verschillen op te merken tussen de verschillende gebruikte handelsmeststoffen.
Rassenkeuze sorghum
Gezien de huidige klimaatuitdagingen, zetten we ook dit jaar de zoektocht naar klimaatrobuuste ruwvoergewassen voort. Sorghum biedt potentieel in dit opzicht. In de eerste plek door zijn droogtetolerante karakter. Het diepe wortelgestel, en de waslaag op de bladeren (wat verdamping beperkt), zorgen ervoor dat sorghum beter met droge omstandigheden overweg kan in vergelijking met mais. Beide teelten hebben een gelijkaardig verloop, en een gelijkaardige toepassing in het rantsoen. Vorig jaar werd ons duidelijk dat sorghum eveneens overweg kan met wel wat nattigheid. Deze huidige rassenproef (met verschillende zetmeelrijke sorghumrassen) is dan ook een validatie van de meest beloftevolle rassen die het jaar voordien in proef aanlagen. Dit jaar nemen we ook een object met mengteelt van maïs met sorghum op, en is er eveneens een object met een mengeling van drie verschillende sorghumrassen in de proefopzet ingesloten. Vorig jaar merkten we namelijk dat het vaak kiezen of delen is tussen opbrengst en voederwaarde wat betreft sorghumrassen. Maïs blijkt hierin nog steeds de uitblinker te zijn, die het op beide vlakken beter doet. Door middel van mengteelten hopen we deze verschillen te minimaliseren. Want naast klimaatrobuustheid, kan sorghum eveneens veel betekenen in het doorbreken van een monocultuur met maïs met fikse voordelen naar bodemgezondheid toe.
Rassenproef zonnebloem
Eveneens in het licht van klimaatverschuivingen, komt ook de teelt van zonnebloem in het vizier. Zonnebloemen bieden potentieel als ruwvoergewas voor melkgevende herkauwers. Met deze rassenproef willen we graag zicht krijgen op de algemene voederwaarde van zonnebloemsilage, en willlen we graag weten welke rassen het meest geschikt zijn om in onze contreien te telen. Daarnaast gaan we binnen deze proef op zoek naar de uiterste zaaidatum die mogelijk is om toch nog een succesvolle zonnebloemteelt van het veld te halen. Zonnebloemen zouden namelijk potentieel kunnen bieden als tweede teelt, na het oogsten van wintergranen (eveneens als silage, eind juni). De rassen werden daardoor op twee verschillende tijdstippen gezaaid.
Wat zonnebloemen dan weer in het rantsoen kunnen betekenen naar melkvetzuursamenstelling toe, dat onderzoekt onze partner Wim Govaerts en Co binnen dit project.
Download hier het begeleidende boekje voor meer info en details.
Meer info?
joran.barbry@inagro.be
Bijlage | Grootte |
---|---|
ten geleide_Biovelddag_20241003.pdf | 2.31 MB |